woensdag 21 maart 2012

Het schip van Theseus

Theseus is een held uit de Griekse mythologie. Je kunt hem vergelijken met de moderne superhelden als Superman. Zijn bekendste daad was het doden van de Minotaurus. Koning Minos van Kreta dreigde met oorlog met Athene. Deze kon alleen voorkomen worden als er om de zeven jaar veertien jongeren, zeven jongens en zeven meisjes, liet overvaren als voedsel voor de Minotaurus. Theseus was een van deze jongeren. Zijn doel was de Minotaurus te doden en de andere jongeren te redden. Hij werd op Kreta verliefd op de koningsdochter Ariadne. Zij gaf de draad van Ariadne en een zwaard. Theseus dood de Minotaurus en weet te ontsnappen uit het labyrint.
De naam van Theseus is ook verbonden aan een paradox uit de filosofie. Deze paradox heeft betrekking op de vraag of een object hetzelfde blijft als je alle onderdelen waar dit object uit bestaat vervangt door andere onderdelen. De paradox komen we tegen bij Plutarchus die hem in de eerst eeuw na christus heeft opgetekend. Hij vroeg zich of of een schip waarbij alle houten onderdelen waren vervangen nog steeds hetzelfde schip was. Eerder werd deze paradox al besproken door filosofen als Heraclitus, Socrates en Plato. Het heeft dus oude papieren binnen de filosofie. Later komen we hem ook tegen bij denkers als Thomas Hobbes en John Locke. Het is een model binnen de filosofie voor de vraag of iets hetzelfde blijft of toch iets anders is geworden.
Plutarchus vroeg zich af of een schip hetzelfde blijft als het stukje bij beetje vervangen wordt. Hobbes maakte de paradox nog wat moeilijker.. Wat als de oorspronkelijke planken verzamelt worden en er een tweede schip wordt gebouwd. Welk schip is dan het originele schip van Theseus?
John Locke bedacht een variant met een sok. Stel je hebt een favoriet paar sokken. Je bent zo aan deze sokken gehecht dat je ze niet weg wilt gooien. Nu zit er in een van deze sokken een gat. Je besluit dit gat te stoppen. De sok blijft doorslijten en je stopt het ene gat na het andere. Zou je nog steeds van dezelfde sok kunnen spreken als al het oorspronkelijke materiaal was vervangen?
Hoe zit het nu met deze paradox? Stel dat Theseus aan het varen is en hij vervangt onderweg een plank. Iedereen zal het er mee eens zijn dat we dan nog steeds spreken van hetzelfde schip. Er moeten onderweg echter steeds meer planken vervangen worden. Een schip moet onderhouden worden en er slijt nog wel eens wat. Op het moment dat Theseus de haven binnen vaart, zijn alle planken vervangen. Is het schip dat aankomt dan nog hetzelfde schip als het schip dat vertrok? Is er een moment aan te wijzen waarop het schip van Theseus niet meer hetzelfde schip was? Stel dat het schip uit honderd planken bestond. Je zou kunnen besluiten dat het schip niet meer hetzlefde was als het voor de helft was vervangen. Klopt dit wel? Was het dan niet meer hetzelfde schip nadat de vijftigste plank was vervangen? Dat lijkt willekeurig. Waarom niet pas bij de eenenvijftigste plank of al bij de negenenveertigste. Was het nog hetzelfde schip toen er zevenenveertig planken waren vervangen? Je zou kunnen besluiten dat je wel degelijk moet spreken van een ander schip, telkens als er een plank is vervangen. Natuurlijk, elk nieuw schip lijkt erg veel op het vorige schip, maar het is toch een ander schip. Je hebt gewoon een serie bijna identieke schepen. Dat is een consequente en niet willekeurige oplossing. Het zou wel betekenen dat niets hetzelfde blijft door de tijd heen. Bij heel veel dingen worden er onderdelen vervangen in de loop van de tijd. Dat gaat niet alleen op voor schepen maar ook voor vliegtuigen, auto's, planten, dieren en mensen. Elke cel in ons lichaam wordt gedurende ons leven meerdere keren vervangen door andere cellen. Toch zouden we niet willen zeggen dat we nu daardoor een ander mens zijn geworden. We blijven toch dezelfde persoon. We hebben een identiteit door de tijd heen. Als je de redenatie volgt dat je moet spreken van een ander schip als er een plank is vervangen, dan moet je ook spreken van een ander mens als iemand een kunstheup heeft gekregen. Dat lijkt me toch aardig absurd.
Een andere oplossing zou de theorie van de temporele (tijdelijke) delen zijn. Zoals een schip ruimtelijke delen heeft, zo heeft een schip volgens deze theorie ook tijdelijke delen. Als ik een foto zie van het stadhuis van Leiden die gemaakt is op 15 maart 2012, dan, zie ik volgens deze theorie niet het gehele stadhuis, maar slechts een deel ervan. Ik zie slechts het '15 maart 2012 deel'. Een dergelijk deel noemen we dan een 'temporeel' ofwel tijdelijk deel. Als we op de eerste dag van de vaart een plank vervangen, is het schip dan na de eerste dag een ander schip? Volgens deze theorie is dat niet het geval. We hebben slechts het dag1 deel van de plank vervangen, maar niet dag2 deel, het dag3 deel, het dag4 deel etc. Wat we 'het schip van Theseus' noemen is in deze theorie niets anders dan de verzameling van alle temporele delen. Die verandert nooit. Het schip is de verzameling. Op deze manier beschouwd heeft het schip een identiteit door de tijd heen.
Het blijft een beetje raar dat er nooit wat verandert. De verzameling verandert nooit dus verandert het schip nooit. Hoe vaak je ook planken vervangt, het schip blijft hetzelfde. Dat kan natuurlijk niet kloppen. Sommigen noemen deze theorie daarom zelfs idioot. Daar kan ik het alleen maar me eens zijn.
We kunnen natuurlijk ook zeggen dat het ons niet uitmaakt wat het ware schip van Theseus is, zolang je er maar mee kan doen wat je wilt. In het geval van Theseus naar Kreta varen om de Minotaurus te verslaan. Misschien kunnen we het schip zelfs wel verbeteren als we bepaalde onderdelen vervangen. Dit kunnen we een functionele opvatting noemen. Veel mensen zullen waarschijnlijk zo denken, en het is ongetwijfeld een opvatting die voor de alledaagse praktijk voldoet. Het is echter wel een wat oppervlakkige opvatting. De paradox wordt hier niet opgelost, maar gewoon genegeerd.
Er zijn nog vele andere manieren om tegen deze paradox aan te kijken. Er is er echter geen een die een bevredigende oplossing biedt. Het schip van Theseus zal dus voorlopig nog wel even door onze hoofden blijven varen.

vrijdag 25 november 2011

Dode dagen

De dagen lijken soms eindeloos als je aan huis gebonden bent. Gelukkig is het in mijn geval maar tijdelijk. Ik zit drie maanden thuis vanwege een gebroken been. Door mijn gebroken been heb ik ook relatief weinig fut om dingen te doen. Ik lees wat, ik surf wat op internet, ik schrijf eens wat, ik kijk wat televisie. Zo breng ik mijn dagen door. Alles wat ik doe gebeurt binnen die paar vierkante meter van mijn huis. Dat is het ergste; dat ik niet zelfstandig de deur uit kan. Dat geeft erg het gevoel dat ik opgesloten zit. Ik voel me soms net een gevangene die zijn dagen aftelt. De dagen lijken leeg en dood. Het zijn dode dagen. Dagen van eindeloze verveling. Dode dagen in een dode wereld. Samuel Beckett heeft de verveling op een beklemmende wijze weergeven;

Dode wereld, zonder lucht. Dat zijn ze, je herinneringen. Hier en daar, op de bodem van een krater, de schaduw van verwelkt mos. En nachten van driehonderd uren. Dierbaarste aller lichten, bleek, zwak, minst onbenulligste aller lichten.Wat een ontboezemingen. Hoe lang kan het geduurd hebben, vijf minuten, tien minuten? Ja, niet meer, nauwelijks meer. Maar het schittert er nog van, mijn randje hemel. Vroeger telde ik, telde ik tot driehonderd, vierhonderd, en ook bij andere dingen, bij regenbuien, klokgelui, het gekwetter van mussen in de ochtend, telde ik, of voor niets, zomaar om te tellen, en dan deelde ik door zestig. Dat verdreef de tijd, ik verslond het heelal. Nu niet meer. Men verandert. Als men ouder wordt.


Het is de verveling van de eindeloze slapeloze nachten; 'nachten van driehonderd uren'. Nachten waarin je in je bed ligt te woelen en je in een eindeloos zelfgesprek wacht tot het ochtend wordt. Het zijn de eindeloze dagen die maar niet voorbij willen gaan. De wijzers die trager dan slakken voortkruipen over de wijzerplaat. De tijd die toch voorbij blijkt te gaan en ongemerkt zijn sporen achterlaat. In de spiegel zie je de sporen die de tijd heeft achtergelaten. De slakkkensporen van de tijd. Onuitwisbare groeven die zeggen dat je jeugd voorbij is. Voor je het ziekenhuis in ging had je nog een redelijk normaal gezicht. Gewoon de verlopen kop v`n een veertiger. Nu wordt je in de spiegel aangestaard door een doodshoofdaapje. Dit is dus wat er van me overblijft. Een vervallen lichaam, een ruïne. Je kunt jezelf niets meer wijsmaken. Elke dag is een stap op weg naar het graf.
Je telt de 'regenbuien, klokgelui, het gekwetter van mussen in de ochtend' en, zou ik toe willen voegen, het vallen van de bladeren, het zoemen van de koelkast, de minuten op de wijzerplaat, de dagen op de kalender.
De tijd valt weg in de verveling, of speelt eigenlijk geen rol meer. De tijd is zinloos als deze geen begin of einde kent. Het besef van tijd valt ook weg. De tijd kan eindeloos traag zijn, maar ook aan je voorbijvliegen omdat er geen momenten zijn die je vast zou kunnen houden. De tijd is in de verveling een amorfe duur. Verveling duurt een eeuwigheid.
Normaal gesproken kan je dagen waarop er niets te doen valt breken door even naar buiten te gaan. Gewoon even een ommetje maken, even wat boodschappen doen, even de stad in. Dat alles is niet mogelijk als je aan huis gebonden bent door een gebroken been. Ik kan het huis niet uit zonder hulp. Langzaam aan komt het moment naderbij dat ik weer mobiel ben. Straks zal het normale leven weer een aanvang nemen. Dan zal het me makkelijker vallen de verveling op een afstand te houden.
De verveling begon al in het ziekenhuis. Het verblijf in het ziekenhuis is een eindeloze oefening in geduld. Je komt binnen bij de spoedeisende hulp. Je veronderstelt dat je dus wel een spoedgeval zal zijn. In jouw geval is er van spoed geen sprake. Je ligt eindeloos te wachten terwijl je verrekt van de pijn. Eindeloos wachten tot ze foto's van je been maken, eindeloos wachten tot je been in het gips mag. Vervolgens mag je wachten tot de artsen besloten hebben wat er met je moet gebeuren. Je ligt dan weer eindeloos te wachten op de gang van een ziekenhuis. Je hebt alleen gezelschap van de pijn. Dan krijg je te horen dat je in het ziekenhuis moet blijven en begint het wachten op de operatie. De volgende dag wordt je nuchter gehouden en lig je eindeloos te wachten tot iemand je komt vertellen dat je naar de OK mag of niet. Er komen een paar artsen naar je been kijken en verder gebeurt er niets. Je blijft weer achter met je pijn. Om half zes krijg je te horen dat de operatie die dag niet meer door kan gaan. Je moet nog even wachten. Je moet wachten tot de volgende dag. In de tussentijd kan je eigenlijk niets. Je hebt te veel pijn en bent te suf om echt iets te lezen. Je probeert wanhopig je gedachten te ordenen, maar die vliegen alle kanten op. Er is niets waar je enige troost in kunt vinden. Je bent de macht over je leven kwijt. Je bent overgeleverd aan anderen. Je kunt niets meer zelfstandig. Deze machteloosheid is het ergste. Niets is erger dan de macht over je eigen leven kwijtraken, zelfs als deze macht een illusie is. Gewoon zelf je was en je boodschappen kunnen doen, gewoon zelf kunnen koken, gewoon zelf naar buiten kunnen als jij dat wilt. Naar dit soort dingen kan ik enorm verlangen. Er zijn geen soms geen ingewikkelde bespiegelingen nodig. Vrijheid is het vermogen om te kunnen gaan en staan waar je wilt. Soms heb je niet meer nodig dan dit om je vrij te voelen. Wanneer je gevangen zit blijkt vrijheid heel eenvoudig te zijn. Ik heb een voorproefje gekregen van wat me te wachten staat op min oude dag als mijn lichaam versleten is en me gevangen houdt.
Nog even en ik kan deze ellende weer achter me laten. Het zal gelukkig niet eeuwig duren, al voelt het soms wel zo. Straks kan ik weer naar buiten in de frisse lucht van de vrijheid. Stapje voor stapje ga ik de vrijheid tegemoet. Voorlopig strompel ik nog voort, maar straks stap ik weer voort met kwieke tred. Weer vrij en een ervaring rijker.

woensdag 9 november 2011

zondag 6 november 2011