donderdag 17 april 2008

Afterlife. De film van je leven.

Wat hebben film en filosofie met elkaar te maken? Filosofie moet het hebben van het woord en het argument en film van het beeld en het sentiment. Althans, zo lijkt het. Zo lijkt het bij onnauwekeurige beschouwing. Het is natuurlijk waar dat de filosofische traditie sterk op het ( geschreven ) woord is gericht. Het is ook waar dat veel films onbenullige sentimentele ( of spannende ) verhaaltjes met mooie beelden zijn. Sommige films hebben echter wel degelijk een filosofische lading. Een film is natuurlijk nooit een filosofisch vertoog. Een dergelijke film zou vermoedelijk een slechte film zijn. Een film kan, als het een goede film is, aanleiding geven tot filosofische vragen of een dieper begrip van het leven.
Een goed voorbeeld van een dergelijke film is Afterlife van de japanse filmer Kore-eda Hirokazu uit 1998. Zoals de titel al aangeeft gaat deze film over het hiernamaals. Na onze dood komen we terecht bij een soort bureaucratische instantie. We verblijven daar, als alles goed gaat, een week. De bedoeling is dat we in die tijd de dierbaarste herinnering uit ons leven kiezen. Je krijgt daar drie dagen de tijd voor. De rest van de week wordt besteed aan het verfilmen van deze herinnering. Na dat we deze film hebben gezien gaan we naar de Hemel. De rest van de eeuwigheid zullen we het moeten doen met deze herinnering. De rest van ons leven zullen we vergeten. Het is dus zaak om zorgvuldig te kiezen. Wie niet kan kiezen zal voor de eeuwigheid moeten werken voor deze bureaucratische instantie en de nieuw aangekomen overledenen moeten helpen met het maken van een keuze. In “bijzondere gevallen” kan er een uitzondering worden gemaakt. In dit geval mag je alsnog kiezen voor je meest dierbare herinnering.
Het aardige aan deze film is dat de verhalen die verteld worden niet verzonnen zijn. De filmer heeft vijfhonderd mensen gevraagd naar hun dierbaarste herinnering. Uit deze verhalen heeft hij er tien gekozen die uiteindelijk in zijn film terecht zijn gekomen. Een aantal van deze mensen speelt mee in de film. Ze spelen dus eigenlijk mee in hun eigen verhaal. De verhalen komen uit verschillende generaties en verschillende delen van Japan. Ze lopen uiteen van het verhaal van een dementerende bejaarde mevrouw die zich het gelukzalige gevoel herinnerd dat ze had toen ze als negenjarige de kersenbloesem zag vallen tot een tienermeisje dat aanvankelijk wil kiezen voor de herinnering aan een bezoekje aan Disneyland-Tokyo met haar schoolklas ( ze komt daar later op terug als blijkt dat wel erg veel schoolmeisjes voor deze herinnering kiezen ). De verhalen die verteld worden zijn levensecht en vaak ontroerend.
Een verhaal dat mij zeer geroerd heeft is het verhaal van de dementerende mevrouw. Ze is nauwelijks aanspreekbaar en lijkt in een soort kinderwereld te leven. Ze lijkt nauwelijks te weten wat er gaande is en wat er op het spel staat. Dit drijft de staf tot wanhoop tot er iemand roept dat ze voor haar dood haar dierbaarste herinnering al heeft gekozen. Welke deze is ontdekt men door observatie. Ze antwoord nooit op vragen die haar gesteld worden. Ze vraagt steeds wanneer het lente wordt en of het dan mooi is in de tuin, en of er dan kersenbloesems bloeien. Op grond hiervan besluit men om een situatie in scene te zetten waarin de kersenbloesem als sneeuw uit de hemel valt. Deze mevrouw kan haar geluk niet op. Zonder te beseffen wat ze gedaan heeft zal ze met deze herinnering de eeuwigheid ingaan. Misschien zou je dierbaarste herinnering altijd spontaan naar boven moeten komen. In een toestand van argeloosheid. Mij schoten de woorden uit Mattheus 5:3 te binnen; ‘Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.’
Zelf zou de grootste moeite hebben om mijn dierbaarste herinnering te kiezen. Net zo goed als ik niet uit de voeten kan met de vraag welke drie boeken ik zou meenemen naar een onbewoond eiland. Ik heb grote moeite met het aanbrengen van rangordes. Zodra ik voor de ene herinnering zou kiezen zou de andere op de achtergrond al beginnen te dreinen; ‘Ja, maar ik dan’. Kiezen is wreed.
Wat betekent het maken van deze keuze? Wat zegt het kunnen maken van een keuze voor je dierbaarste herinnering met betrekking tot een geslaagd leven? Een van de belangrijkste figuren in de film is meneer Watanabe. Deze man heeft na zijn studie zijn leven lang voor het zelfde bedrijf gewerkt. Hij leefde een bestaan zonder veel onzekerheid maar ook zonder veel hoogte en dieptepunten. Tot aan zijn dood verkeerde hij in de veronderstelling dat hij een geslaagd leven had geleidt. Nu hij zich geen enkele dierbare herinnering voor de geest kan halen slaat de twijfel toe. Is een leven waar je kennelijk geen enkele dierbare herinnering aan overhoudt wel geslaagd te noemen? Aan een leven vol sleur lijk je uiteindelijk niet veel over te houden. Watanabe san ( meneer Watanabe ) komt op het nippertje aanzetten met een herinnering met betrekking tot de liefde voor zijn vrouw. Liefde is een van de dingen die het leven de moeite waard maken. Hij mag zich gelukkig prijzen dat hij dit op tijd besefde anders had hij de eeuwigheid ook nog eens in een sleur moeten doorbrengen. De film maakt duidelijk dat het heel belangrijk is om geen Watanabe te zijn.
Verhalen over het leven ná de dood gaan meestal eigenlijk over het leven vóór de dood. Ze gaan eigenlijk over de vraag hoe je moet leven. Ze nodigen je uit om je leven tot onderwerp van onderzoek te maken.
Je leven tot onderwerp van onderzoek maken is een filosofisch project. Het is de kern van de filosofie van Socrates en vele anderen. Socrates beweerde dat leren filosoferen leren te sterven is. Ik denk dat filosoferen leren te leven is. Er wordt wel gezegd dat je pas achteraf kunt beoordelen of een leven geslaagd is of niet. Niets hoeft ons er echter van te weerhouden ons leven tot nu toe te beoordelen. Een mens kan veranderen. Rampspoed kan ons leven verwoesten, mensen kunnen corrumperen en wat al niet. Het lijkt me niet zinvol om daar al te veel op vooruit te lopen. Je hebt nu te leven. Het gaat om de vraag welk leven de moeite waard is om geleefd te worden. Socrates ondervroeg de mensen om ze te laten ontdekken wat dat voor leven zou moeten zijn. Het is hem niet in dank afgenomen.
Wanneer de vraag gesteld wordt welke dierbare herinnering je als enige mee mag nemen naar de eeuwigheid dan moet ik ook aan Nietzsche denken. Ik moet dan onvermijdelijk denken aan de eeuwige wederkeer. Je kunt de eeuwige wederkeer lezen als een imperatief; ‘leef zo dat je kunt wensen dat dit leven eeuwig wederkeert.’ Misschien moet je hier naar proberen te leven als je wilt dat je tenminste één herinnering overhoudt die je voor eeuwig zou willen herbeleven.
Stel je voor dat dit moment dat je nu beleeft tot in de eeuwigheid terug zou keren; ‘en deze langzame spin, kruipend in maneschijn, en deze maneschijn zelf, en ik en gij in de wegpoort, samen fluisterend, van eeuwige dingen fluisterend – moeten wij niet allen er reeds geweest zijn? - en wéér-komen en lopen die andere weg, vóór ons, recht vooruit, die lange ijselijke weg – moeten wij niet eeuwig wederkomen ?’ Deze woorden legt Nietzsche in de mond van Zarathoestra. Nietzsche zet de scene nogal dramatisch neer. Vooral het beeld van een spin die langzaam voortkruipt in het maanlicht heeft iets onheilspellends, hoewel je er ook een zekere schoonheid in zou kunnen zien. Hoe het ook zei, het tafereel dat Nietzsche schetst lijkt er niet een te zijn van eeuwige gelukzaligheid.
Hoe zit het momenten in ons leven die wel de belofte tot gelukzaligheid met zich dragen? Kunnen we het geluk vasthouden of is het iets vluchtigs? Kierkegaard schreef er het volgende over; ‘ Zelden is men absoluut tevreden. Eenmaal ben ik dat bijna geweest: ik zweefde als een vogel; toen begon er plotseling een wimperhaartje in mijn ene oog te kriebelen. En ik stortte neer in een afgrond van vertwijfeling.’ Een wimperhaartje dat prikt in je oog en het geluk is voorbij; zo vluchtig is ons geluk. Wat kan je hiervan vasthouden voor de eeuwigheid? Kan je het moment voordat je last kreeg van dat wimperhaartje isoleren van alles wat daarna gebeurde? Misschien. Ik bespeur bij mijzelf dezelfde neiging als bij Kierkegaard. Momenten van geluk worden maar al te gemakkelijk overschaduwd door dat ene irritante wimperhaartje. Soms komt ons geheugen ons te hulp. Ons geheugen is in staat om onze herinneringen zodanig bij te kleuren dat de naarste gebeurtenissen nog een gouden glans krijgen. Mensen die in een oorlog hebben gestreden komen vaak met de mooiste verhalen over kameraadschap. De vreselijkste gebeurtenissen lijken mooie avonturen. Ik ga er altijd vanuit dat achter deze mooie verhalen altijd een diepe doodsangst schuilt. Misschien is het maar goed dat we de dingen nooit herinneren zoals ze echt zijn gebeurt. We maken ons eigen verhaal van ons leven. Dit wil niet zeggen dat we ons leven bijelkaar liegen. We vergeten, we verdraaien, we verfraaien en we dramatiseren. Meestal doen we dit niet bewust.
Misschien moeten het dan maar doen met onze verfraaide herinnering. Misschien is het al heel wat als we een verhaal of anekdote hebben dat ons leven samenvat. Meestal leven we van gebeurtenis tot gebeurtenis. Ons leven glijdt als zand door onze vingers. Er is niet veel nodig om ons in vertwijfeling te brengen over ons hele leven.
Het hiernamaals zoals dat geschetst wordt in Afterlife heeft wel iets weg van de grot van Plato. Je ziet je dierbaarste herinnering in de vorm van een film, als beelden in de grot van Plato. Het is een, ietwat knullige, representatie van de oorspronkelijke ervaring. Het lijkt erop dat de oorspronkelijke ervaring nooit meer bereikbaar is. Je zou hopen dat het hiernamaals meer te bieden zou hebben. De film is zelf is natuurlijk zelf ook niet meer dan een beeld uit de grot van Plato. Het is een menselijke, al te menselijke verbeelding van het hiernamaals. Over het hiernamaals valt menselijkerwijs niets te zeggen. We zullen het moeten doen met onze fantasieën.
Het lijkt mij dat een eeuwige herhaling van dezelfde herinnering nooit het toppunt van gelukzaligheid kan zijn. Alle ervaringen slijten door gewenning. De tikkende klok in de woonkamer horen we naar verloop van tijd niet meer. Het lijkt me dat je meer moet denken aan één eeuwig moment. De tijd is opgeheven in de eeuwigheid. In Afterlife wordt deze mogelijkheid open gehouden. Degene die de ‘film van zijn leven’ heeft gezien verdwijnt. Het is voor de achterblijvers niet helemaal duidelijk waar je naar toe gaat. Je lost eigenlijk gewoon op in de lucht. Hoe de Hemel of hoe je Het ook noemen wilt eruit ziet wordt niet ingevuld.
Afterlife is een van die films die bewijzen dat film meer kan zijn dan amusement. Helaas komen deze flims zelden verder dan het filmhuiscircuit. De bioscopen worden gedomineert door Hollywood. Dat is jammer want een film als Afterlife verdient een veel breder publiek. Het thema van deze film is van alle tijden. Men heeft zich altijd vragen gesteld over de zin van het leven. Men heeft zich altijd afgevraagd of er een leven na de dood is. Wat dat betreft is dit een film voor iedereen.

Geen opmerkingen: