donderdag 15 mei 2008

Vrouwelijk brein rukt op






15-05-2008 | Door: Esma Linnemann, DAG
Hoe moeilijk is het voor een vrouw om carriere te maken binnen de wetenschap?
Een wereld vol machtswellustige oversekste professoren, die vrouwelijke collega’s alleen als bedpartners serieus nemen. Dit gekscherende beeld schept filosofe en schijfste Joke Hermsen van de faculteit Wijsbegeerte van de Universiteit van Amsterdam. In haar fictieroman De Profielschets wordt de politieke strijd rondom de benoeming van een nieuwe hoogleraar op scherpe wijze beschreven. Hoofdpersoon Bernt Brakhoven is daarbij een rokkenjagende hoogleraar die het liefst de lakens deelt met al zijn vrouwelijke collega’s en ze intellectueel niet serieus neemt.
'Hoe hoger je komt, hoe meer de pijplijn lekt'
Het boek uit 2005 riep veel reacties op onder vrouwelijke wetenschappers: een feest der herkenning voor de één, zwaar overdreven volgens de ander. Maar het feit blijft dat het voor vrouwen lastig blijft carrière te maken binnen de wetenschap. De contouren van het zogenoemde glazen plafond worden duidelijk zichtbaar, nu het aantal vrouwelijke promovenda spectaculair toeneemt. Volgens cijfers van het CBS behaalden in 2007 1.321 vrouwen hun dokterstitel, tegen 1.729 mannen. In sommige wetenschapsgebieden – zorg en welzijn – promoveerden er zelfs meer vrouwen dan mannen.

‘We gaan de goede kant op, maar hoe hoger je komt, hoe meer de pijplijn lekt’, zegt Anne-Marie van Gijtenbeek, coördinator van het Vrouwennetwerk van de Universiteit Utrecht. ‘Het is voor vrouwen nog steeds heel moeilijk hoogleraar te worden. Het percentage blijft steken op ongeveer 10 procent en staat niet in verhouding tot het aantal vrouwen dat rondloopt en benoemd zou kunnen worden.’ Een toename aan gekwalificeerde vrouwen maakt volgens Van Gijtenbeek geen verschil. ‘Daar zit het probleem niet.’ Zitten Universiteiten dan nog steeds vol met machomannen? Van Gijtenbeek: ‘Er is bijna nooit sprake van kwaadwillendheid onder mannelijke professoren. Maar ze benoemen vaak iemand uit hun eigen kring, en dat zijn overwegend mannen. En in een commissie van zes wijze mannen en een vrouw is de kans ook klein dat een vrouwelijke kandidaat wordt gekozen.’
Weinig hoogleraren, veel promovendi
De Nederlandse cijfers zijn nog steeds bedroevend. In 2006 was een nipte 10 procent van alle hoogleraren en ruim 15 procent van universitair hoofddocent vrouw. Het gemiddeld aantal vrouwelijke wetenschappers ligt in Europees perspectief al jaren veel hoger, rond de 30 procent.

Nederland doet het met haar percentage vrouwelijke promovendi, ruim 43 procent wél goed. Een van die vele vrouwelijke promovendi is drs. Marieke van den Brink, die promoveert op het onderwerp ‘gender processen in benoemingspraktijken van hoogleraren aan Nederlandse universiteiten.’ Van den Brink, die zelf graag hoogleraar wil worden, stelt dat seksisme aanwezig is op de wetenschappelijke werkvloer, zij het sluimerend en vaak onbewust. ‘Het is tegenwoordig not done om in een sollicitatiecommissie te zeggen: ‘Ik moet geen vrouw op die plek. Maar je kunt wel op andere manieren een vrouwelijke benoeming blokkeren, door te zeggen dat ze te weinig ervaring heeft, niet genoeg heeft gepubliceerd.’ Volgens Van den Brink ligt het in ieder geval niet aan de Nederlandse vrouwen, die zich in andere sectoren van de arbeidsmarkt vaak profileren als deeltijdkampioenen. ‘De meeste vrouwelijke wetenschappers willen niet deeltijd werken, en een aantal heeft ook geen gezin. Toch worden ook deze vrouwen niet benoemd.’

De oplossing zien betrokken wetenschappers bij een nog intensievere focus vanuit de overheid en de universiteit op vrouwen in de wetenschap. Van Gijtenbeek: ‘Sommige mensen denken dat het vanzelf gaat, maar dat is niet het geval. Universiteiten moe ten zich er actief voor inzetten. Van den Brink: ‘Er moet een ander - minder mannelijk - beeld komen van een competente wetenschapper.’

Geen opmerkingen: