zondag 13 mei 2007


Werkstuk ICT en de filosofie van Dooyeweerd

Raymond van Es

Studentnummer 1065211


Transhumanisme


De ontwikkelingen in de informatie en communicatietechnologie lijken op termijn zo ingrijpend te zijn dat velen spreken over een digitale revolutie. Deze zou even ingrijpend zijn als de neolithische revolutie (landbouw) en de industriële revolutie. Naast deze vergelijking wordt de impact van digitale revolutie ook wel vergeleken met de uitvinding van het schrift en de boekdrukkunst. Deze vergelijkingen verschillen nogal van elkaar. Op deze plek wil ik niet direct ingaan op de juistheid van deze vergelijkingen. Het gaat mij om de verwachting dat ons diepgaande veranderingen te wachten staan. Een beweging die deze ingrijpende verwachtingen tot in het uiterste doordenkt is het transhumanisme. De denkbeelden die in deze beweging leven wil ik hier centraal stellen. Juist door het vergrootglas van het transhumanisme worden een aantal problemen die de digitale revolutie oproept duidelijker zichtbaar, al ben ik wel sceptisch over de realiseerbaarheid van hun project. Om ons heen zien we ontwikkelingen die erop zouden kunnen wijzen dat onze cultuur zich ontwikkelt in de richting die het transhumanisme aangeeft. Computers worden steeds sneller. De wet van Moore stelt dat het oppervlak van een transistor elke twaalf maanden halveert. Dit betekent dat er elk jaar tweemaal zoveel transistoren op een geïntegreerde schakeling kunnen worden geperst. Dit betekent een verdubbeling van zowel het aantal componenten als de snelheid. Elke twee jaar koop je voor hetzelfde geld twee keer zoveel schakeling en verdubbelt de snelheid. Wellicht zullen we ooit “intelligente” computers meemaken. Het menselijk genoom is ontrafelt waardoor een steeds verfijndere genetische screening mogelijk is. Men maakt zich nu al zorgen over “genetische doping” onder sporters. Dokter Antinori wil voor het einde van 2002 de eerste menselijke kloon op de wereld zetten. Ik zou nog meer voorbeelden kunnen noemen. Het transhumanisme laat zien wat de uiterste consequentie van dit soort ontwikkelingen zouden kunnen zijn. Je kunt je hierbij verschillende vragen stellen. Je kunt je afvragen of de claims van het transhumanisme te verwezenlijken zijn of dat ze iets essentieels in de werkelijkheid over het hoofd zien. Bijvoorbeeld omdat de uitgangspunten van het transhumanisme reductionistisch van aard lijken te zijn. Je kunt je afvragen of de door de transhumanisten geschetste ontwikkelingen wenselijk zijn of een bedreiging vormen. Een vraag die daarmee samenhangt is de vraag welk mens en maatschappijbeeld er achter het transhumanisme schuilgaat. Je kunt je afvragen of er een welbepaalde levensovertuiging is waar het transhumanisme zich op baseert. Dit is een cluster aan vragen die niet direct eenduidig te beantwoorden zijn. De vraag die op deze vragen volgt is wat voor positie je tegenover het transhumanisme in moet nemen. Een simpel voor of tegen lijkt me weinig vruchtbaar. Het antwoord zal deels afhankelijk zijn van de daaraan voorafgaande vragen.

Wat is transhumanisme? Er gaan verschillende denkbeelden schuil onder deze naam. Zoals Jos de Mul constateert;’Het begrip ‘transhumanisme is [...] een verzamelnaam voor een cluster van denkbeelden en meer of minder georganiseerde bewegingen.’ Ondanks de verschillen is er wel een stabiele kern van gedachten aan te geven. De Nederlandse beweging van transhumanisten, Transcedo geeft de volgende omschrijving van het transhumanisme; ‘Transhumanism is the philosophy or belief that it is god to improve oneself, physically and mentally, and that it is good not to accept the existing biological and social limits, and that these limits can be overcome through the use of rational methods like technology and science.’ Natasha Vita More geeft de volgende definitie; ‘Tranhumanism is a commitment to overcoming human limits in all their forms including extending lifespan, augmenting intelligence, perpetually increasing knowledge, achieving complete control over our personalities and identities and gaining the ability to leave the planet. Transhumanists seek to achieve these goals through reason, science and technology.’

Je zou kunnen beweren dat het transhumanisme een soort humanisme-plus is. Het idee dat het goed is als je je kunt verbeteren op sociaal, fysiek en mentaal gebied, door gebruik te maken van wetenschap en techniek, is een idee dat de humanisten delen. Transhumanisten delen daarnaast over het algemeen een respect voor de rechten van het individu. Dit geldt echter niet voor alle transhumanisten. Er zijn ook transhumanisten die er min of meer fascistische denkbeelden op na houden. Eugenetica is in die kringen een populair thema. Veelal gelooft men in de kracht van de menselijk inventiviteit die de vooruitgang zou voortstuwen. Het geloof in bovennatuurlijke krachten wordt afgewezen. Sommigen menen echter wel dat we God uiteindelijk in cyberspace zullen ontdekken. God staat niet aan het begin maar aan het eind van de schepping. Over het algemeen lijken transhumanisten de uitgangspunten van het humanisme te delen. Transhumanisten gaan, net als humanisten, uit van de natuurlijkheid, gelijkheid, vrijheid en redelijkheid van de mens. Behalve dan de fascistische transhumanisten. Door alle transhumanisten wordt de opvatting gedeelt dat de wereld ervaarbaar, bestaand, volledig, toevallig en dynamisch gedacht dient te worden. Ze menen dat de mens deel uitmaakt van de natuur en onderworpen is aan de krachten van de natuur. Wat dat betreft delen we het lot van alle levende wezens.

Het ‘plus’ van het transhumanisme word op een radicale wijze ingevuld. Ze vullen de menselijke ontplooiing op een radicale wijze in;”transhumanisten onderscheiden zich van ‘gewone’ humanisten doordat ze grenzen zoals de natuurlijke leeftijdsgrens (nu ongeveer 80 jaar) niet klakkeloos accepteren als ‘natuurlijk’ en-dus-goed. Ze zien vele mogelijkheden tot verbetering van de lengte en kwaliteit van het leven van alle mensen als we onze verstandelijke en technische mogelijkheden ten volle benutten. Transhumanisten zien technologische vooruitgang niet als iets bedreigends, maar juist als een manier om de wereld leefbaarder te maken, en grenzen te verleggen. Ze denken bijvoorbeeld bij genetische manipulatie niet direct aan vreselijk misvormde wezens, maar aan therapieën die erfelijke ziektes kunnen genezen, en die later mensen niet alleen gezonder, maar eventueel ook mooier en slimmer kunnnen maken.” De uiterste consequentie van het transhumanisme is dat de mens verdwijnt. Dit is voor het humanisme, waar de waarde van de mens centraal staat, onverteerbaar. Het humanisme zou zich op grond hiervan tegen het transhumanisme moeten keren. Dit levert echter problemen op.

Het lijkt voor humanisten moeilijk om het transhumanisme te bestrijden op grond van haar eigen postulaten. De Mul constateert dat humanisten het transhumanistische programma niet kunnen afwijzen met een beroep op een gegeven orde in de natuur die zou worden doorbroken. Deze orde is voor humanisten niet onveranderlijk. De natuur is een dynamisch proces dat door toevallige factoren gestuurd wordt. De kunstmatigheid van het transhumane leven kan evenmin een argument zijn. Kunstmatigheid hoort bij het menselijk bestaan. We hebben altijd werktuigen gebruikt. We zijn altijd ‘cyborgs’ geweest.

De Mul noemt verder nog een pragmatisch argument tegen het transhumanisme. Hij ontleent dat aan Hans Jonas. Het komt erop neer dat er enorme risico’s zijn verbonden aan genetische manipulatie en de ontwikkeling van kunstmatig leven en intelligentie. We moeten op basis van mogelijke toekomstige verschrikkingen besluiten bepaalde technologische ontwikkelingen tijdelijk te onderbreken, af te remmen of volledig stil leggen. We moeten zo handelen dat we de gevolgen van ons technisch handelen te allen tijde kunnen corrigeren. Het is echter de vraag of we de gevolgen van ons handelen kunnen overzien en of we de technologische ontwikkelingen wel stop kunnen zetten. De Mul meent van niet en meent dat we de ontwikkelingen hooguit wat kunnen bijsturen. Het lijkt mij dat we bepaalde ontwikkelingen soms op zijn minst kunnen vertragen. De ontwikkeling van genetisch gemanipuleerd voedsel is in ieder geval vertraagd door acties van de mileubeweging en angstige consumenten.

Moeten we wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen willen stoppen? De Mul meent (terecht) dat dit niet het geval is. Wetenschap en techniek maken deel uit van de grandeur van de mens.

De vraag of wij het transhumane dienen te bevorderen of niet hangt volgens de Mul af van de (normatieve) vraag of het transhumane het geluk bevordert of niet. Dit geldt niet alleen ons geluk maar ook dat van eventuele transhumane levensvormen. Indien het toeval uitgebannen zou worden en alles in het teken van de beheersbaarheid zou komen te staan dan moeten we dit afwijzen. De Mul verwijst naar het schrikbeeld van Huxley van een wereld die leeft onder het devies; “Gemeenschappelijkheid, Gelijkvormigheid, Gelijkmatigheid”. Het humanistische ideaal van zelfontplooiing zou hierdoor worden geschaad. Het zou echter kunnen zijn dat een toename van beheersing en controle juist tot radicalere vormen van toeval zal leiden. Ons leven wordt dan een nog groter avontuur. In dat geval zou je het transhumane moeten bevorderen. Deze vraag is echter niet te beantwoorden. We kunnen bovendien het geluk van transhumane levensvormen niet beantwoorden vanuit ons perspectief. Deze overwegingen maken het lastig om het transhumanisme vanuit een humanistisch standpunt te bekritiseren.

Is het transhumanisme noodzakelijkerwijze verbonden met het humanisme? Ik denk dat dit niet het geval is. Transhumanisme kan op een brede variëteit van levensovertuigingen en politieke ideologieën gebaseerd worden. ‘When it comes to political memes, transhumanism in its purest form doesn’t have any fixed niche. Instead each host or group of hosts link it to their previous political views’. (Sandberg, 1994). Wat geldt voor politieke ideologieën geldt tot op zekere hoogte ook voor levensovertuigingen in bredere zin. Levensovertuigingen en politieke overtuigingen staan volgens mij nooit helemaal los van elkaar. Over het algemeen zullen deze overtuigingen humanistisch zijn in die zin dat ze het menselijk lot willen verbeteren door het gebruik van de rede, wetenschap en techniek. Mensen die dat deden zijn in het verleden nogal eens tegengewerkt vanuit religieuze overtuigingen. Van Copernicus tot Darwin is de kerk altijd een vijand geweest van de wetenschap. Telkens is gebleken dat de wetenschap het bij het juiste eind had. Een religie kan in onze huidige tijd alleen geloofwaardig zijn als ze de inzichten uit de wetenschap weet te verdisconteren of op zijn minst niet van de hand wijst. Wat mij betreft zijn bijvoorbeeld de argumenten voor de evolutietheorie zo sterk dat er geen ruimte is voor enige vorm van creationisme. Niemand gelooft nog dat de wereld 6000 jaar oud is. Geloof dient niet afhankelijk te zijn van factual beliefs.Een christendom dat dat erkent zou eventueel het transhumanisme ook kunnen omarmen. Een christelijk transhumanisme is niet per definitie ondenkbaar. Een kritiek op het transhumanisme zou ook dwars door allerlei levensovertuigingen moeten lopen en dient niet specifiek christelijk of anderszins religieus te zijn wil ze vruchtbaar zijn. In het debat tussen transhumanisten en hun tegenstanders wordt de scheidslijn meestal getrokken tussen transhumanisten aan de ene en “luddieten” aan de andere kant. Luddieten waren mensen die machines en fabrieken probeerden te vernielen uit angst voor de industriële revolutie. Het valt te hopen dat de huidige “neo-luddieten” een vruchtbaarder en minder dogmatisch standpunt innemen. De “luddieten” bestrijken een flink deel van het levensbeschouwelijke en politieke spectrum. Je vindt ze van religieus-rechts tot anarchistisch- links.

De libertarische transhumanisten vormen de belangrijkste stroming binnen het transhumanisme. Zij worden vertegenwoordigd door het Extropy Institute van Max More. Libertarische politiek was een van de onderwerpen die een warme belangstelling genoten van de Extropisten. Extropisten zijn over het algemeen welgestelde, jonge Amerikaanse mannen. Deze voelen zich aangetrokken tot libertarische idealen. De staat en het egalitarisme zijn een bedreiging voor persoonlijke zelftransformatie. Het vijfde principe van More is gebaseerd op de overtuiging van mensen als Hayek en Ayn Rand dat een anarchistische markt een vrije en dynamische orde scheppen. De staat ondermijnt de vitaliteit van de samenleving en autotiratisme is entropisch. Op grond van kritiek op deze uitgangspunten heeft More later wat water bij de wijn gedaan. In latere versies van zijn principes heeft hij zich beperkt tot het omarmen van de open samenleving van Popper.

In Europa hebben de transhumanisten zich verenigt in de World Transhumanist Association. Deze zijn minder gecharmeerd door het anarcho-kapitalisme dan hun Amerikaanse tegenhangers. De WTA erkent dat nieuwe technologie catastrofale gevolgen kan hebben en meent dat het de verantwoordelijkheid van transhumanisten is hierop te anticiperen en dat er beleid gevoerd moet worden om deze consequenties te voorkomen. De markt kan deze problemen in hun visie niet oplossen. De WTA meent dat er forums ontwikkelt moeten worden waar nieuwe technologische ontwikkelingen en hun gevolgen kunnen bediscussiëren. Verder moet er een sociale orde in het leven worden geroepen waarin de beslissingen die hierop betrekking hebben kunnen worden geïmplementeerd. Volgens de WTA dient het transhumanisme het welzijn van alle bewuste entiteiten te bevorderen. Dit is een utilistisch uitgangspunt. De WTA lijkt meer oog te hebben voor de rol van de staat en de ‘Civil Society’.

Er bestaat ook nog zoiets als een fascistisch transhumanisme. Een beweging waarin men de neus ophaalt voor de liberale democratie, streeft naar een elite van Übermenschen, zich bevrijdt van de traditionele moraal en grenzelose expansie nastreeft, en een nieuwe mensheid nastreeft, zoals de Extropisten dat doen, maakt zich kwetsbaar voor de beschuldiging van fascisme. Extropisten zijn geen fascisten. De echte fascisten onder de transhumanisten dienen we elders te zoeken. In Italië ontstond aan het begin van de twintigste eeuw een avant garde beweging; het Futurisme. Deze beweging bewierookte moderne technologieën, energie en geweld. Na de eerste wereldoorlog verbonden velen van deze beweging zich met Mussolini. De fascisten hebben op hun beurt ideeën van de Futuristen overgenomen. De fascistische transhumanisten zijn erfgenamen van de Futuristen. Meer dan andere transhumanisten leggen zij de nadruk op eugenetica. Voor sommigen is het Derde Rijk een voorbeeld; ‘the Third Reich is the only model we have of a Transhumanist state...It’s high time for transhumanists to face up to the fact that what we are trying to do cannot be done in our present political system. Democracy and transcendence are mutually exclusive concepts. I am searching for a radical alternative, and that search led me to consider Nazi Germany, which for all its imperfections, at least had some concept of human evolution and transcendence.’ (Burkhead 1999).

Aan de linkerkant van het politieke spectrum komen we weinig transhumanisten tegen. Er zijn een paar enkelingen actief op dit terrein. Een links transhumanisme is theoretisch gezien niet onmogelijk. Marx ging bijvoorbeeld uit van een sterk vooruitgangsgeloof. De Cyborg van Donna Haraway zou je kunnen zien als een feministische variant van het transhumanisme.

Is een christelijk transhumanisme mogelijk? Waarschijnlijk wel. Elke vorm van christelijk geloof deelt een aantal uitgangspunten; 1. God heeft ons lief. 2. God wil dat we onze naaste liefhebben als onszelf. 3. God heeft de mens in een uitverkoren positie geplaatst in de Schepping. De mens heeft, in tegenstelling tot het dier, een speciale bestemming in de Schepping. Als het waar is dat God van ons houdt, dan wil hij ons niet zien lijden. Hij zou elke manier om ziekten en gebreken de wereld uit helpen moeten toejuichen, tenzij het duidelijk is dat het middel erger is dan de kwaal. 2.Als het zo is dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf, dan strekt zich dat ook uit tot toekomstige generaties. Het zou niet echt liefhebbend zijn om ze mogelijkheden om ziekten en gebreken de wereld uit te helpen te ontzeggen. Het zou niet liefhebbend zijn om ze mogelijkheden om zich te verbeteren of om hun grenzen te verleggen te onthouden. We kunnen dit wellicht niet. Het idee dat we de ontwikkeling van wetenschap en techniek zouden kunnen stilleggen lijkt van overmoed te getuigen. We zouden deze ontwikkelingen wel kunnen vertragen en dat lijkt ook onverantwoord. 3. Als God ons in een uitverkoren plaat heeft gesteld in de Schepping dan hebben wij hier een opdracht. Door onze grenzen te verleggen door middel van wetenschap en technologie kunnen wij het evenbeeld van God meer benaderen. We nemen toe in kennis, intelligentie en bereiken misschien de onsterfelijkheid. Door genetische technieken zouden we liefhebbender wezens kunnen worden.

Een christelijk transhumanisme zou zich kunnen baseren op de evolutionaire theologie van Teilhard de Chardin. De evolutie zou het leven opstoten tot steeds grotere complexiteit. Hoe meer complexiteit, hoe meer bewustzijn. De evolutie stopt niet met de mens. Moderne wetenschap en technologie maken een nieuwe stap in de evolutie mogelijk. De moderne elektronische communicatiemiddelen creëren een wereldomspannend bewustzijn. De Aarde wordt een groot brein waarin alle mensen aan elkaar gekoppeld zijn. Teilhard de Chardin lijkt de opkomst van het internet te hebben voorzien. Uiteindelijk zal de geest samenkomen in een centraal transcendent punt; het punt Omega. Dit is de wijze waarop God werkt in de Schepping. Deze is nog altijd bezig zich te ontvouwen en is niet af. Wanneer christenen het transhumanisme afwijzen dan doen ze dat niet op gronden die met het christendom op zichzelf gegeven zijn. Dit zou betekenen dat de transhumanisten religies als het christendom niet automatisch kunnen afwijzen als “entropisch”. Net zoals christenen en andere religieuzen het transhumanisme ook niet zonder meer van de hand kunnen wijzen.

Voor de mensen die het transhumanisme in zijn geheel afwijzen (de “luddieten”) vormt het transhumanisme de ergst denkbare nachtmerrie. De mens verdwijnt als we vervangen worden door robots of zelf opgaan in computer en robottechnologie (als cyborg bijvoorbeeld). De technologie zal er voor zorgen dat het leven op Aarde vernietigd wordt. Uit de hand gelopen nanotechnologie (technologie op moleculaire schaal) kan het leven op Aarde vernietigen. Je kunt dan denken aan kunstmatige “bacteriën” bijvoorbeeld. Je kunt je ook afvragen of deze nieuwe technologieën niet slechts beschikbaar zullen zijn voor een kleine, hoogopgeleide, welgestelde elite. Een dergelijke scheiding tussen “haves” en “have-nots” lijkt niet wenselijk. Je hoeft geen “luddiet” te zijn en alle wetenschap af te wijzen (zoals de UNAbomber) om je zorgen te maken de hier geschetste ontwikkelingen. Ook mensen die vertrouwen hebben in en vertrouwd zijn met wetenschap en technologie en geloven in vooruitgang, zoals Bill Joy van Sun Microsystems, delen deze zorg.

We zouden ook de uitgangspunten van het transhumanistische project in twijfel kunnen trekken. We zouden ons daarbij kunnen baseren op het gedachtegoed van Dooyeweerd. Zijn filosofie is een frontale aanval op elke vorm van reductionisme. De vraag is wel of dit denken standhoudt en of het niet teveel is gebaseerd op een christelijk uitgangspunt. Dooyeweerd heeft een modaliteitenleer geformuleerd. We spreken hier over facetten, aspecten, modaliteiten of zijnswijzen der dingen. De werkelijkheid kent kennelijk een zekere ordening. De criteria op grond waarvan je kunt zeggen dat het echt om aspecten gaat zijn de volgende; het is het criterium van de analogieën en het criterium van de uitgesloten antinomie. Aspecten dienen niet verwart worden met concrete dingen. Ze bestaan aan de dingen, maar ze bestaan niet op zichzelf. Aspecten zijn geen dingen. ‘Aspect’ is een zelfstandig naamwoord (ding-woord), maar verwijst niet naar iets dat zelfstandig bestaat (is geen ding). (van Woudenberg, 75). De aspecten zijn universeel; alle dingen hebben alle aspecten. Ze hebben deze aspecten echter niet steeds op dezelfde wijze. De aspecten kennen een systematische rangorde. Alle aspecten verwijzen terug naar een voorafgaand aspect (reprocipatie), behalve het aritmetische aspect, en verwijzen vooruit naar het daaropvolgende aspect (anticipatie), behalve het geloofsaspect. Er is niets dat nog boven het geloofsaspect uit zou kunnen verwijzen.

Ik zal de problematiek met betrekking tot het transhumanisme behandelen aan de hand van de structuurtheorie van Dooyeweerd. Ik zal me daarbij concentreren op die aspecten aan het transhumanisme die betrekking hebben op de digitale revolutie. Onderwerpen als genetische manipulatie en klonering zal ik in het vervolg hooguit in het voorbijgaan aanstippen. Ik zal het een en ander zeggen over het vraagstuk of er bewuste machines mogelijk zijn, over de vraag of het mogelijk is om ons bewustzijn in een computerbestand te uploaden, en de vraag of het mogelijk is om te leven in een simulatie.

Laten we bij het begin beginnen; het aritmetische aspect. Het getalsmatige staat hier centraal. Ieder ding heeft het aspect van telbaarheid. Het gaat hier om aftrekken, vermenigvuldigen etc. Alle dingen hebben een getalsmatig aspect, maar enkel getallen worden gekwalificeerd door de aritmetische wetskring. Hoe verhoudt zich dit tot de digitale wereld? Computertalen zijn binair van karakter. Ze rekenen in enen en nullen. Een computer is, als we naar de hardware kijken, een serie schakelingen die slechts aan of uit kunnen staan. Dit is niet per se een wet van Meden en Perzen. Momenteel is men bijvoorbeeld bezig met het ontwikkelen van quantumcomputers. Deze werken op basis van de quantummechanica. Geheugencellen kennen hier geen positie van een of nul, maar verkeren in een superpositie van een en nul. De gehele verkeerd in een superpositie van alle mogelijke combinaties van geheugentoestanden. De geheugenkracht van dergelijke computers is veel groter dan van conventionele computers. Onze gewone rekenkunde lijkt niet toereikend te zijn om de computer te kwalificeren. Als dit al geldt voor de hardware van een computer, dan geldt dat zeker voor de software en de data van een computer (onder software versta ik de programma’s die op een computer draaien; onder data versta ik de tamelijk vluchtige patronen die corresponderen met datgene dat moet worden gerepresenteerd). De betekenis van datgene dat gerepresenteerd wordt door de data op basis van de software wordt zeer zeker niet gekwalificeerd door het aritmetische aspect.

Het tweede door Dooyeweerd genoemde aspect is de ruimtelijkheid. Men kan de zinkern van deze modaliteit omschrijven als continue uitgebreidheid. De primaire subjecten zijn hier ruimtelijke figuren (cirkels, driehoeken etc.). Deze figuren zijn onderworpen aan ruimtelijke wetten. Deze wetten zijn niet talig van aard maar laten zich wel in definities uitdrukken. Bijvoorbeeld; ‘in een vlakke driehoek is de som der hoeken gelijk aan de som van twee rechte hoeken.’ Wanneer we het hebben over cyberspace moeten we in andere termen over ruimtelijkheid denken. De ruimte in cyberspace is een abstracte ruimte. Iemand die via internet communiceert kan dichter bij iemand in bijvoorbeeld Japan staan dan bij zijn buurman in Nederland. De afstand of nabijheid zullen in cyberspace eerder bepaalt worden door interesses en onderwerpen.

Het derde aspect is het kinematische. Het gaat hier dus om beweging. Dit aspect zou van belang kunnen zijn als we het hebben over robots. Bij robots plaatsen we een computer in een bewegend apparaat. Het kinematische aspect krijgt met robots een rol die het bij de rest van de computers niet heeft. De computer is over het algemeen een brein in een kastje dat niet beweegt. Met betrekking tot internet is beweging net zo belangrijk als met betrekking tot de telefoon, alle mobiele telefonie ten spijt (wellicht is draagbare telefonie een betere term).

Het vierde aspect is het fysische aspect. Dit heeft betrekking op causaliteit. Oorzaak-gevolg relaties worden in de natuurkunde besproken in termen van energie-omzetting en energieoverdracht. Binnen de fysische wetskringen zijn de primaire subjecten dingen die fysisch gekwalificeerd zijn. Dit betekent dat ze in een wisselwerkingsverhouding met andere dingen kunnen staan. (van Woudenberg, 81). Wat zich afspeelt in cyberspace staat niet in directe wisselwerking met de fysische wereld al heeft cyberspace geen bestaan los van een fysisch substraat.

Het vijfde aspect is het biotische aspect. De zinkern wordt omschreven als ‘leven’. De primaire subjecten van deze wetskring zijn planten, mossen, etc. Op hen zijn de levenswetten van toepassing. Kenmerkend voor levensverschijnselen is dat ze zich zelf reproduceren en het product van reproductie zijn. Apparaten zoals auto’s en computers doen dat tot op heden niet. Of deze scheidslijn stand blijft houden valt nog te bezien. Binnen een terrein als de nanotechnologie wordt er gezocht naar mogelijkheden tot zelfassemblage en ook binnen de robotica wordt er nagedacht over robots die zichzelf voortplanten. Op het terrein van het artificiële leven vindt reproductie al plaats. Dit ‘leven’ speelt zich geheel af in een digitale omgeving. Het bestaat ‘slechts’ uit data. ‘Leeft’ dit artificiële leven nu wel of niet. Als reproductie het hele verhaal is dan is artificieel leven inderdaad leven.

Het zesde aspect is het psychische aspect. Dit is in de woorden Vollenhoven; ‘datgene wat die wetenschappelijke psychologie bestudeert die haar grenzen indachtig blijft,dus de primair-gevoelige wijze van verrichten (bij mens en dier) en wat daarmee (als object...) correlaat is.’ Men zou grofweg kunnen stellen dat dit overeenkomt met het pre-reflexieve bewustzijn van fenomenologen als Sartre. Het gaat niet om de ’ziel’ maar om het ‘gevoel.’ Bij gevoel gaat het om gewaarwordingen zoals visuele waarneming. In de tweede plaats gaat het om innerlijke gevoelens (lust, pijn, onverschilligheid, vreugde, etc.). Van Woudenberg stelt voor om deze modaliteit te splitsen in een perceptieve en een sensitieve modaliteit. Hoe het ook zij; bij deze modaliteit of deze modaliteiten treedt er voor het eerst bewustzijn op. Er wordt vaak beweert dat bewustzijn een kwestie is van complexiteit. Computersystemen met een voldoende mate van complexiteit zouden ook bewustzijn moeten kennen. Uiteindelijk zouden deze dan ook sensitieve eigenschappen hebben.

De volgende stap is het analytische aspect. Hier is voor het eerst sprake van normativiteit. Door Dooyeweerd en zijn navolgers wordt dit aspect exclusief toegekend aan de mens. Slechts de mens zou een subjectsfunctie hebben in de na-psychische aspecten. Het analytische aspect heeft betrekking op de logica. Analyseren is een genormeerde denk-activiteit. Computers lijken echter uitstekend met (formele) logica overweg te kunnen. Computertalen zijn er op gebaseerd. Juist een principe als de wet van de uitgesloten derde maakt dat de logica zo makkelijk in binaire codes is te vertalen. Iets is immers waar of onwaar, een of nul.

Daarna volgt het historische aspect. Mensen hebben een beschaving die door de eeuwen heen gevormd is. Voor mensen vormt dit een tweede natuur. Computers maken inmiddels deel uit van onze beschaving maar hebben er zelf geen. Mochten we ooit de posthumane conditie bereiken dan zullen we onze geschiedenis nog altijd met ons meedragen. Wellicht als onze prehistorie.

Na het historische aspect volgt het taalaspect. Mensen redeneren niet alleen, ze communiceren ook. Een cultuur is ondenkbaar zonder taal. Zonder deze zouden mensen niet kunnen samenleven en zou de samenleving geen geheugen hebben. Geschiedenis is immers sterk afhankelijk van (geschreven) bronnen en de verhalen die we over ons verleden vertellen. Taal ontwikkelt zich volgens eigen immanente wetten en valt dus niet te reduceren tot het historische aspect. In het talige aspect is er sprake van subject-subject relaties. Zou de mens als subject zich ooit kunnen verstaan met een computer als subject? Als een computer voldoende ‘menselijke’ eigenschappen vertoont moet dat niet uitgesloten worden.

Uit het talige volgt het sociale aspect. De mens is in de eerste plaats medemens. We verkeren in relaties. Robots en computers maken in die zin geen deel uit van onze gemeenschap. De vraag is of dat ook vol te houden valt als ze een voldoende ontwikkelde intelligentie hebben. Blijven ze te zeer van ons verschillen om deel uit te maken van onze gemeenschap?

Na het sociale volgt het economische aspect. Dit laat ik verder even rusten.

Vervolgens krijgen we het esthetische aspect. Dooyeweerd koppelt dit op een wat geforceerde manier aan het economische. Het overtollige zou esthetisch zinledig zijn. In hoeverre dit op het vlak van de kunst opgaat is mij niet helemaal duidelijk. Binnen de wetenschappen is dit wat helderder. Redundantie in computerprogramma’s zou men als onesthetisch kunnen beschouwen.

Vervolgens stuiten we op het juridische aspect. Recht is niet alleen formalistisch maar dient ontsloten te worden naar de moraal.

Als vanzelf komen we vervolgens terecht bij het ethische aspect. Het ethische aspect heeft een geringere betekenisomvang dan wat we doorgaans verstaan onder ethiek of moraal. (Van Woudenberg, 106). Binnen de reformatorische wijsbegeerte is het menselijk handelen geen ‘gegeven’ veld waarop dan normen moeten worden toegepast. Ten tweede zijn niet alle normen noodzakelijkerwijs ethische normen. Er zijn ook logische, linguïstische, sociale, economische esthetische en juridische normen. Normen worden niet toegepast op het handelen maar maken het handelen eerst mogelijk.

Het laatste aspect is het geloofsaspect. Geloof mag als modale functie niet met religie verwart worden. De religieuze wortel is de wortel van ons hele bestaan. Alle functies zijn in de tijd besloten, maar de religie is boventijdelijk. De geloofsfunctie zou eigen zijn aan iedereen, ook aan niet-gelovigen. Het gaat om de functie en niet om de inhoud. Het geloof bestaat in een Woord-antwoord structuur. Antwoorden kunnen adequaat of inadequaat zijn.

Hoewel de structuurtheorie van Dooyeweerd een aanzet geeft tot een weerwoord op het reductionisme,rijst hier een probleem. Wanneer het er op neerkomt dat deze theorie inhoudt dat visies van niet-gelovigen of niet-christenen niet “adequaat zijn, dan is ze onverteerbaar voor deze groepen. Het roept de vraag op of deze theorie wel aanspraak kan maken op algemene geldigheid. Volgens Dooyeweerd speelt dat probleem altijd en geldt dit ook voor christenen voor seculiere visies. Als dit al waar is dan nog betekent het dat de visie voor mij onverteerbaar is. Ik deel dit christelijke geloof immers niet. Ik geloof niet dat ik in een Woord-antwoord relatie sta tot God en zie ook geen enkele reden waarom ik dat zou moeten geloven. Rest de vraag wat je dan nog wél kan met de wijsbegeerte van Dooyeweerd als je zijn geloof niet deelt. Misschien kan zijn structuurtheorie het uitgangspunt vormen voor een fenomenologie. De vraag is dan of we zijn theorie zodanig kunnen herformuleren dat het geloofsaspect een neutralere lading krijgt. De vraag is dan of de systematiek van zijn structuurtheorie hierdoor niet wordt ondermijnt. Dit lijkt problematisch. Vanuit dit oogpunt lijkt Dooyeweerd geen adequaat antwoord te bieden op het reductionisme. Wat Dooyeweerd wel laat zien is dat reductionistische visies de werkelijkheid op cruciale punten tekortdoen

Als we kijken naar de mogelijkheid om ons bewustzijn te uploaden in een computer dan vallen een aantal dingen op. Ons bewustzijn zou dan los gezien moeten worden van het biotische aspect. Het bestaat dan immers in een niet organische omgeving los van reproductie. Het bewustzijn lijkt dan te bestaan uit het psychische en analytische aspect los van de andere aspecten. Het is een bewustzijn zonder lijf en zonder wereld. Kan een dergelijk bewustzijn weer teruggezet worden in een wereld? Kan een ander lijf het lijf dat we hebben achtergelaten vervangen? Als dit al kan dan lijken we toch iets essentieels van ons zelf te verliezen.

Zijn bewuste machines mogelijk? Bewustzijn lijkt leven te impliceren. Het omgekeerde lijkt niet waar. In Dooyeweerds theorie lijken levende machines niet mogelijk. Machines zijn als subject niet gekwalificeerd door het biotische aspect. We moeten oppassen dit niet tot dogma te verheffen. Als onze waarnemingen niet kloppen met de theorie dan moet de theorie het raam uit. Beide claims vanuit Dooyeweerd zouden weleens aanvechtbaar kunnen zijn. Een bewustzijn los van het biotische aspect lijkt onmogelijk wanneer we stellen dat alleen levende wezens de eigenschap bewustzijn toekomt. Machines zijn dan al bij voorbaat uitgesloten. Dat machines eigenschappen zouden kunnen kennen die we aan levende wezens toekennen heb ik al eerder betoogt. We kunnen hooguit stellen dat een bewustzijn dat een radicaal andere grondslag heeft dan het onze ook een ander soort bewustzijn zou hebben. Het perspectief van waaruit dit bewustzijn de wereld ervaart zou er een zijn die voor ons onherkenbaar is.

Het leven in een simulatie zou vanuit het sociale aspect de nodige problemen met zich mee kunnen brengen. Waarschijnlijk zal in een gesimuleerde wereld alleen datgene dat relevant is worden gesimuleerd. Wanneer wij ons onverhoopt in een simulatie zouden bevinden, zoals figuranten in de holodeck in Star Trek, dan zijn er een aantal dingen waar wij rekening mee zouden moeten houden. Waarschijnlijk dienen wij er dan toe om iemand te amuseren. Verder kunnen we er niet vanuit gaan dat een simulatie een lang leven beschoren zou zijn. De beste strategie zou in een dergelijk geval zijn om te leven bij de dag en om te proberen interessant en amusant te zijn. Wanneer wij zelf een simulatie in het leven roepen met intelligente figuranten, dan veroordelen wij ze tot dezelfde strategie. Een dergelijk bestaan staat tegenover datgene dat wij nastreven in onze wereld. Mensen dienen op een morele wijze betrokken te zijn op elkaar. We dienen elkaar serieus te nemen. Het leven is geen populariteitswedstrijd. Verder dienen wij in langetermijnperspectieven te denken. Leven bij de dag heeft per definitie iets oppervlakkigs. Het leven in een simulatie kan dus nooit een volwaardig leven zijn.

Waar het gaat om de mogelijkheid van het transhumanistische project zie ik vooralsnog geen voldoende redenenen om het een en ander uit te sluiten. Waar het gaat om de wenselijkheid van dit project heb ik wel de nodige vraagtekens. Aangezien het duidelijk is dat het mogelijk is om het transhumanisme vanuit verschillende levensovertuigingen te verdedigen kunnen we geen beroep doen op een specifieke levensovertuiging. Wat we moeten verdedigen is een algemeen idee van humaniteit die iedereen, ongeacht de levensovertuiging zou moeten kunnen verdedigen. Transhumanisten lijken er zich er te weinig van bewust te zijn dat wetenschap en techniek zich afspelen in een maatschappelijke en morele context. Ontwikkelingen op dit gebied dienen onderwerp te zijn van een maatschappelijk en politiek debat. We kunnen niet alles stoppen en dat moeten we misschien ook niet willen. We kunnen wel het een en ander sturen. De geldstromen die beschikbaar zijn voor onderzoek hebben wel degelijk invloed op de ontwikkeling van wetenschap en techniek. Het onderzoek naar kunstmatige intelligentie is decennia lang vertraagd door dat er weinig geld voor beschikbaar was. De keuze is niet tussen kritiekloos aanvaarden of zonder meer afwijzen. We moeten niet willen kiezen tussen transhumanisten en luddieten. We zullen ontwikkelingen op dit gebied steeds weer kritisch moeten beoordelen. In sommige gevallen zal dit zelfs kunnen uitmonden in een moratotium op bepaald onderzoek. Als het gaat om een keuze tussen wetenschappelijke vooruitgang en onze menselijkheid dan kies ik voor onze menselijkheid.


Literatuur;


Woudenberg van, R. Gelovend denken, inleiding tot een christelijke filosofie Amsterdam 1992.

Mul de, J, Transhumanisme, De convergentie van evolutie, humanisme en informatietechnologie.

Hughes,J. The politics of transhumanism Cambridge, MA 2001

Joy,B Why the future doesn’t need us.

Kurzweil,R. Het tijdperk van de levende computers. Tielt, 1999

1


Geen opmerkingen: