dinsdag 29 december 2009

Grateful Dead


The Grateful dead (later Grateful Dead) is een band die bijna synoniem is met de hippietijd. Aanvankelijk maakte deze band vooral psychedelische muziek, later gingen ze meer de kant op van de countryrock. Hun concerten bleven dankzij de eindeloze improvisaties toch een overwegend psychedelisch karakter houden. Grateful Dead was actief tussen 1965 en 1995. In dat jaar stierf Jerry Garcia die het gezicht van de band was. Jery Garcia was de leadgitarist van de band. Hij speelde gitaar vanaf zijn vijftiende. Hij nam veel mensen voor zich in door zijn warme en charismatische persoonlijkheid. Zonder hem leek The Grateful Dead geen toekomst te hebben. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en tegenwoordig treden de overige bandleden allang weer op. Ze hebben onder andere Obama gesteund tijdens de verkiezingscampagne. Ze gaven concerten onder het motto Deadheads for Obama. Dit waren de eerste concerten die ze gaven sinds 2004. Het was ook de eerste keer in hun carrière dat de Dead een kandidaat van een politieke partij steunden.
De Dead was aanvankelijk populair geworden door het geven van gratis concerten in hun woonplaats San Francisco. Ze verdienden er geen geld mee, maar wonnen wel veel goodwill. Uiteindelijk leverde het een platencontract op bij Warner Brothers. Ze waren de huisband van Ken Kesey en zijn Merry Pranksters. Thom Wolfe heeft dit uitgebreid beschreven in zijn Electric Kool Aid Acid Test. Ken Kesey was de schrijver van One Flew Over The Cuckoos's Nest die met het geld dat hij met zijn boek verdiende verschillende happenings organiseerde. Psychedelische drugs zoals LSD werden in ruime mate gebruikt om de geest te verruimen. De geluidsman van de Grateful dead was in die tijd de grootste leverancier van LSD. Tot oktober 1966 was LSD in de Verenigde Staten gewoon legaal. Het gebruik van LSD was ook duidelijk van invloed op de muziek. Waar ze aanvankelijk rhythm and blues speelden, werd de Grateful Dead later een psychedelische band met grote muzikale ambities. Hun psychedelische muziek is beïnvloed door moderne componisten als Karl Heinz Stockhausen.
Hoe men op de naam Grateful Dead is gekomen is een bron van speculaties. Waarschijnlijk ligt de oorsprong in het prikken in een woordenboek.
In 1967 namen ze hun eerste gelijknamige plaat op. Ze deden 3 dagen over de opnamen. Het was een energieke plaat, maar toch was de band niet helemaal tevreden. De sfeer van de live concerten werd niet goed weergegeven. Dat gemis werd ruimschoots goed gemaakt met hun tweede album; The Anthem of the Sun. Dit album verscheen een jaar later in 1968. Ze hadden dit keer 8 maanden over de opnamen gedaan. Het was een artistiek succes, maar het commerciële succes bleef uit. Dit gold ook voor hun derde album Aoxomoxoa (1969). Bij Warner Brothers werd men wanhopig van het feit dat het commerciële succes uitbleef. Het live album dat hierna verscheen (Live/Dead) maakte weer het een en ander goed, al was het niet voldoende om alle schulden te voldoen. Het commerciële succes kwam pas toen de Grateful Dead terugkeerde naar hun country-roots. De albums Workingman's Dead en American Beauty uit 1970 bevatten korte en sterke songs. Volgens sommigen is American Beauty het beste studio album dat de Dead ooit heeft gemaakt. Het bevat in ieder geval de grootste hit uit de bloeitijd van de Dead; het nummer Trucking dat op nummer 64 heeft gestaan in de Amerikaanse hitparade.
Er is een groot verschil tussen de live optredens en de studio opnamen van de Grateful Dead. De live optredens kenmerken zich door eindeloos uitgesponnen improvisaties. Deze improvisaties waren beïnvloed door de denkbeelden van Stockhausen. Stockhausen had het begrip intuïtieve muziek gemunt. Dit is een vorm van vrije improvisatie. Stockhausen had bezwaar tegen het begrip improvisatie omdat zou impliceren dat er regels zijn; regels met betrekking tot stijl, harmonie, melodie etc. Stockhausen wou daar mee breken. Musici moeten in deze muziek hun ego wegcijferen en een puur medium worden, als een radio-ontvanger. Het gaat dus niet om zelfexpressie. Deze vorm van muziek lijkt daarmee iets spiritueels te krijgen. Wat dat betreft hoeft het niet te verassen dat Grateful Dead gecharmeerd is van Stockhausen. Het bewijst ook maar weer eens dat popmuziek en klassieke muziek elkaar niet bijten.
Na 1969, toen de flowerpower begon te verwelken, raakte de fut er een beetje uit bij de Grateful Dead. De band was over zijn artistieke hoogtepunt heen. Het album Blues for Allah was een gelukkige uitzondering. Het is ironisch dat ze hun grootste hit hadden in de jaren tachtig, toen ze allang over hun hoogtepunt heen waren. In 1987 stond de Grateful Dead in de Amerikaanse top tien met Touch of Grey. Na al die jaren begon het geld nu eindelijk binnen te rollen.
In 1995 overleed Jerry Garcia, het gezicht van de band. Dit leek het einde te zijn de Grateful Dead.
Gelukkig besloten de overige leden na bijna tien jaar om weer op te gaan treden. Ze treden vaak op met gastmuzikanten. Op internet leeft de Grateful Dead nog steeds. Er is een uitgebreide website; www.dead.net en op het Internet Archive zijn er meer dan 3000 opnames van de Grateful Dead te vinden.
De Grateful Dead heeft een grote culturele waarde als vaandeldrager van de hippie-beweging en een grote muzikale waarde vanwege een groot aantal uitstekende songs en de virtuoze improvisatie tijdens hun optredens. De muzikale kwaliteiten van de Grateful Dead worden helaas niet altijd op waarde geschat vanwege het flowerpower imago van de band.
De nagedachtenis van Jerry Garcia wordt nog altijd in ere gehouden. In de wijk van San Francisco waar hij geboren is, Excelsior, wordt er jaarlijks in augustus een Jerry Day gehouden. Het huis waar Grateful Dead in de jaren zestig woonde is nog steeds een toeristische attractie. De Dead is dus nog steeds niet dood.

Raymond van Es

Winter foto's




dinsdag 24 november 2009

De mallemolen van de thuiszorg

Ik had vandaag een gesprek met mijn alfahulp toen ze bezig was met mijn huishouden. Of ik al wist dat het niet zeker was dat ik na 1 januari hulp van haar zou krijgen. Dat wist ik. Onlangs heb ik weer een brief gekregen van mijn thuiszorgorganisatie waarin ik er op gewezen werd dat de jaarlijkse veiling op de thuiszorgmarkt weer zou gaan plaatsvinden. Elk jaar weer moeten thuiszorgorganisaties een aanbod doen. De gemeente kiest dan voor de organisatie met de laagste prijs. Als klant mag je een voorkeur uitbrengen, maar dat wil niet zeggen dat je de organisatie van jouw voorkeur ook krijgt. Als je niets aangeeft dan weet je dat er zeker geen rekening wordt gehouden met je voorkeur. Ik zou het jammer vinden als ik mijn huidige hulp zou kwijtraken want ik ben erg tevreden over haar. Je weet nooit wat je er voor terugkrijgt. De kans dat je een werkstudent krijgt die niet weet hoe je een huis moet schoonmaken is erg groot.Bovendien heb ik al meer verschillende mensen over de vloer gehad dan me lief is. Je moet toch een vreemde toelaten in je privesfeer. De kwaliteit van de verschillende thuiszorgorganisaties loopt niet erg uiteen. Die is over de hele linie slecht. Een veiling is wat dat betreft niet nodig. Sterker nog; de slechte kwaliteit van de thuiszorgorganisaties wordt veroorzaakt door het veilingssysteem. Dit drukt de prijzen, waardoor de thuiszorgorganiaties niet de kwaliteit kunnen leveren die nodig is. Ze moeten wel slecht betalen, waardoor ze grote moeite hebben om aan personeel te komen,laat staan aan bekwaam personeel. De marktwerking in de thuiszorg werkt niet! Het wordt hoog tijd voor een ander systeem.

maandag 23 november 2009

vrijdag 20 november 2009

donderdag 19 november 2009

xs4all laat linux gebruikers in de kou

Onlangs heb ik mijn internet abonnement bij Telfort opgezegd en me aangemeld bij xs4all. Ik deed dit in de veronderstelling dat xs4all de beste provider van Nederland is. Een provider die werkelijk verstand heeft van computers en een hart heeft voor de gebruikers. Xs4all heeft een reputatie hoog te houden. Je zou mogen verwachten dat linux gebruikers bij xs4all met open armen worden ontvangen en dat al hun diensten voor linux geschikt zouden zijn. Ik ben op een ruwe wijze uit mijn droom gewekt. Xs4all biedt zijn abonnees gratis mobiel internet hebt. Tenzij je linux gebruikt. Linux gebruikers zijn dus tweederangs klanten bij xs4all. Pech joh, waarom gebruik je geen windows zoals iedereen? Moet je maar niet zo moeilijk doen. Een dergelijke mentaliteit verwacht je bij goedkope internetboeren zoals Telfort of Tele2, maar niet bij xs4all. Noblesse oblige. Het is zeker niet onmogelijk om mobiel internet te leveren voor linux. Er zijn zat providers die dat doen. Ik zou zeggen xs4all doe er wat aan! Nogmaals; noblesse oblige! Ik hoop niet dat ik meer van dit soort teleurstellende ervaringen met xs4all moet doormaken. In dat geval ben ik na een jaar weer weg bij xs4all. Dan blijkt dat xs4all niets is dan een te dure internetboer.

woensdag 18 november 2009

Hannah en Martin

Afgelopen donderdag ben ik met een vriend naar het toneelstuk Hannah en Martin geweest. Dit is een uitvoering door de toneelgroep mug met de gouden tand.

http://www.mugmetdegoudentand.nl/actueel/index.html

Het stuk is gebaseerd op de relatie tussen de filosofen Martin Heidegger en Hannah Arendt. Het wordt gespeeld door de acteurs Lineke Rijxman en Willem de Wolf. Rijxman is voor haar rol als Hannah Arendt terecht onderscheiden met een Theo d'Or. Het stuk speelt zich voor een groot deel op een meta-niveau af. We zien twee acteurs die kibbelen over de vraag hoe ze een toneelstuk zullen maken over de relatie tussen Heidegger en Arendt. Soms spelen ze een stukje als Heidegger en Arendt. Rijxman speelt een keer in het stuk de rol van Eichmann. Het blijkt een constructie te zijn die goed werkt. Het geeft de gelegenheid voor de acteurs om hun eigen gedachten over deze filosofen in hun toneelstuk naar voren te brengen. Vooral Rijxman geeft er blijk van zich de stof goed eigen gemaakt te hebben. Als filosoof heb ik natuurlijk met de nodige belangstelling naar dit stuk gekeken. Er zaten geen ernstige missers in. Wel viel het mij op dat de filosofie van Heidegger wel erg schetsmatig werd neergezet. Het werd niet goed duidelijk wat nou specifiek Heideggers positie is binnen de fenomenologie. Wat Hannah Arendt betreft viel het me op dat vooral de denkbeelden uit On Totalitairianism en Eichmann in Jerusalem naar voren kwamen. The Human Condition, toch het belangrijkste werk van Arendt, kwam eigenlijk niet aan bod. Hetzelfde geldt voor haar laatste werk; The Life of the Mind. De vraag is of dat erg is. Ik denk van niet. Ik hoop dat de belangstelling voor deze filosofen door deze voorstelling bij de toeschouwers wordt gewekt en dat ze zich daar verder in gaan verdiepen. In dit verband is de vraag of deze voorstelling toegankelijk is voor mensen die niet thuis zijn in de filosofie belangrijker. Het is natuurlijk zware kost. Gelukkig werd het jargon vermeden en zat er de nodige humor in het stuk. Dat maakt het een stuk makklijker te verteren. Ook op dit punt lijkt me de voorstelling geslaagd. Ik hoop nog meer van dit soort theater te zien.

donderdag 12 november 2009

Fuga’s



Het luisteren naar muziek kan aanleiding zijn tot diepe filosofische gedachten. Tijdens het luisteren naar Bach op het Festival Oude Muziek kwamen er allerlei filosofische gedachten bij mij op. Tegelijkertijd werd ik emotioneel geraakt. De muziek van Bach is dus van een ongelooflijke rijkdom.
Op 3 september zijn we met een groepje mensen samen met de geestelijk verzorger van het DAC, Francis Benhtem, naar het Festival Oude Muziek in Utrecht geweest. Dit is een uitje dat jaarlijks wordt georganiseerd. Naast mensen uit Leiden gingen er ook een aantal mensen uit Alphen aan de Rijn mee. Het was een gezellige groep. We naar twee concerten geweest; een ‘s ochtends en een ’s middags. Tijdens het middagconcert werden er twee fuga’s van Bach gespeeld. Het toeval wil dat ik net een boek aan het lezen was dat onder andere over de fuga’s van Bach gaat. Ik was Gödel, Escher, Bach van Douglas Hofstadter aan het lezen. In dit boek gaat het onder andere over fuga’s, al is dat niet het eigenlijke onderwerp van het boek. Zodoende had ik het een en ander over fuga’s geleerd. De fuga is geen makkelijke muziekvorm.
Een fuga is een tamelijk intellectueel soort muziek waarin een componist goed kon laten zien wat hij allemaal kan. Het is een strenge compositievorm uit de polyfonie. Bach is de grote meester van de fuga. Een fuga (it.: Ricercare, zoeken, 'Fuga' komt van het Latijnse fugere, vluchten) is een muziekvorm waarin meerstemmigheid (contrapunt) en gevarieerde herhaling een hoofdrol speelt. Het belangrijkste thema wordt subject genoemd, en wordt als eerste eenstemmig gespeeld. De eerste inzet is doorgaans op de tonica en heet dux. Het tweede thema van het subject is doorgaans op de dominant en wordt comes genoemd. De melodie die in contrapunt tot het subject staat, heet contrasubject. Een fuga heeft meerdere episodes, de eerste wordt ook wel expositie genoemd, omdat daaruit blijkt uit hoeveel stemmen de fuga bestaat. De episodes worden doorgaans onderbroken door korte divertimenti waarin op het materiaal van de thema's wordt gevarieerd. Elke expositie kenmerkt zich door een specifiek gebruik van bepaalde toonsoorten en themabehandelingen. Zo zijn er diverse contrapuntische technieken, zoals:

* inverse (horizontale spiegeling van het subject)
* retrograde (het subject achterstevoren)
* stretto (versnelde opeenvolging van thema-inzetten)
* augmentatie (proportionele vergroting van de notenwaarden, verlangzaming)
* diminutie (proportionele verkleining van de notenwaarden, versnelling)

Een dubbelfuga is een fuga waarin elk subject steeds tegelijkertijd met een vast contrasubject verschijnt, bijvoorbeeld het Kyrie eleison uit het Requiem van Mozart.

De meester van de fuga is Johann Sebastian Bach, die talloze fuga's gecomponeerd heeft. Beluister een driestemmige fuga in c-klein uit de cyclus das Wohltemperierte Klavier. Over het algemeen heeft een fuga drie tot vijf stemmen, maar in grote koor- of orkestrale fuga's zijn zelfs acht tot tien stemmen mogelijk. Minder dan drie stemmen zijn erg zeldzaam, omdat in het geval van twee stemmen het zogenaamde subject enkel tussen de eerste en tweede stem kan verwisselen. Het meest bekende voorbeeld van zo'n tweestemmige fuga is de fuga in e uit het eerste boek van Bachs Wohltemperierte Klavier. Stukken die verwante fugatische technieken gebruiken worden ook wel Fughetta of inventies genoemd. Eénstemmige fuga's zijn uiteraard onmogelijk. Wel is het mogelijk meerstemmigheid te suggereren, zoals door Bach gedaan wordt in zijn sonates en partita's voor viool en cellosolo. In het eerste deel van de vijfde suite voor cello solo schrijft Bach een suggestie van een meerstemmige fuga.

Het begrip "stem" behoeve enige uitleg: het gaat hier om een (melodie)lijn in de muziek, dit begrip impliceert dus niet dat het om een vocaal werk gaat.

Op het Festival Oude Muziek werden er fuga’s op luit gespeeld. We werden even meegenomen naar een andere wereld. Het luisteren naar een fuga is niet alleen een intellectueel genoegen, maar raakt je ook in je hart. Wij zijn naar een concert in Museum Sonnenborgh geweest. Het concert werd verzorgd door Ziv Braha die een suite en twee fuga’s van Bach speelde (J.S. Bach: Suite BWV 995; Prelude en fuga BWV 999/1000; Prelude BWV 998). Hij speelde de fuga’s op luit. Deze muziek wist ons zeker te raken. Het luisteren naar muziek van Bach kan op een verrassende manier ontspannend werken. Je raakt in een soort schemertoestand waarin er alleen nog de muziek bestaat. Op zo’n moment kan je het alleen maar eens zijn met Nietzsche die schreef dat het leven zonder muziek een misverstand zou zijn.
Terwijl ik aan het nagenieten was van deze mooie muziek heb ik nagedacht over de thema’s die in het boek van Hofstadter aan de orde komen. Hij ziet een verband tussen fuga’s, de prenten van Escher en de wiskundige theorieën van Gödel. Dat lijkt vergezocht maar dat is het niet. Hij ziet als overeenkomst dat we in al deze gevallen met zelfreferentie te maken hebben. Het gaat om een verwarrende en paradoxale vorm van zelfverwijzing. De volgende paradox is daarvan een voorbeeld;

De volgende zin is onwaar.

De vorige zin is waar.

Deze zinnen zijn normale zinnen die afzonderlijk onschuldig zijn maar in combinatie een duivelse paradox opleveren. Hofstadter noemt dit verschijnsel een Merkwaardige Lus. We zien dergelijke Merkwaardige Lussen ook in het werk van Escher. Escher heeft bijvoorbeeld een prent gemaakt van twee handen die elkaar tekenen. Ook in de fuga’s van Bach vinden we Merkwaardige Lussen. Dat maakt deze muziek ook spannend. Kurt Gödel is een wiskundige die bekend is geworden vanwege zijn Onvolledigheidsstelling. In 1931 bewees hij dat binnen een consistent formeel systeem dat fundamentele rekenkundige waarheden bewijst een rekenkundige bewering kan worden geformuleerd die waar is, terwijl dat niet met de axiomata van het systeem kan worden bewezen. Dit staat bekend als de eerste onvolledigheidsstelling van Gödel. Hij toonde verder aan dat alle formele systemen met fundamentele stellingen over rekenkunde en bewijsbaarheid inconsistent zijn: de uitspraak dat het systeem consistent is maakt dan en slechts dan deel uit van het systeem als het inconsistent is. Dit staat bekend als de tweede onvolledigheidsstelling van Gödel. De onvolledigheidsstellingen hebben betrekking op het soort zelfverwijzing waar Hofstadter het over heeft. We zien in het boek dat thema’s en patronen worden herhaald, op een vervormde wijze terugkeren of onverwachte verbanden met elkaar aangaan. Net als bij fuga’s.
Het uiteindelijke doel van Hofstadter is om te verklaren hoe een levenloos algoritmisch proces iets als leven en geest kan voortbrengen. Ook hier hebben we te maken met een Merkwaardige Lus. Ons DNA is als een fuga die is geschreven in de letters A,C ,G en T. DNA bestaat uit twee strengen van lettercombinaties van de letters A,C,G en T die elkaar weerspiegelen. Die letters zou je kunnen vervangen door cijfers en kan je beschrijven als een formeel systeem. Misschien zou je ze ook kunnen vervangen door noten. Overal zien we dezelfde patronen. Misschien zouden we de hele wereld kunnen zien als een soort muziek.
Het luisteren naar de muziek van Bach was een aanleiding om over dit soort onderwerpen na te denken. Uiteindelijk kan het luisteren naar Bach dus leiden tot het nadenken over grote filosofische vragen over de aard van het leven en het bewustzijn. De muziek van Bach is dus van een ongelooflijke rijkdom.

Raymond van Es

Bestaat privacy nog?



We leven in een tijd van razendsnelle veranderingen. Internet is nu zo ingeburgerd dat we ons niet eens meer kunnen voorstellen dat er een tijd was dat er geen Internet bestond en er zijn inmiddels meer mobiele telefoons dan mensen in dit land. Veel mensen weten nog niet goed om te gaan meet deze nieuwe technologie en hebben nog geen duidelijk beeld van de soms vervelende consequenties die deze technologie met zich meebrengt. Sommige consequenties lijken vergezocht of ver in de toekomst te liggen, andere zijn maar al te reëel en grijpen nu al in in ieders leven. De problemen die deze technologie met zich meebrengt is natuurlijk geen reden om deze van de hand te wijzen. Je houdt er nieuwe technologie niet mee tegen en bovendien zou je het kind met het badwater weggooien. Deze brengt namelijk ook fantastische nieuwe mogelijkheden met zich mee. We moeten vooral op een bewuste manier met technologie omgaan.
De belangrijkste problemen liggen op het gebied van veiligheid en privacy. Bij problemen met veiligheid denk ik niet in de eerste plaats aan onbewezen spookverhalen over GSM toestellen die je hersenen aan zouden tasten. Ik denk in dit verband vooral aan de vraag hoe veilig onze gegevens zijn. We zijn slordig met onze computers en onze gegevens. Daardoor is bijvoorbeeld het stelen van creditcardgegevens aan de orde van de dag. Het probleem ligt in dit geval zowel bij de gebruiker als bij de banken en creditcardmaatschappijen. Creditcardgegevens zijn te koop voor bedragen tussen de vijftig cent en vijf euro per creditcard, afhankelijk van de hoeveelheid geleverde data. Deze bedragen geven al aan dat het voor een beetje handige criminele hacker kinderspel is om aan deze gegevens te komen.
Naast criminelen zijn bedrijven natuurlijk ook geïnteresseerd in onze persoonsgegevens. Men wil gegevens over ons hebben zodat men weet wat we zoal kopen en wat onze interesses zijn. Dit geeft de mogelijkheid om gerichte te komen. Dit was ook de gedachte achter de bonuskaart van Albert Heijn. Gelukkig hebben we in Nederland een Commissie Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Deze commissie heeft bepaald dat aangezien deze kaart wordt gebruikt om met het tonen van deze kaart bij aanbiedingen kortingen te krijgen op producten het geen redelijk doel dient om de persoonsgegevens van klanten op te slaan. Tegenwoordig slaan bedrijven niet alleen gegevens op van hun klanten ten behoeve van hun marketing, maar moeten ze deze gegevens opslaan ten behoeve van de overheid. Bedrijven dreigen hierdoor een verlengstuk van justitie te worden.
We zijn nu bij het belangrijkste gevaar aangekomen; de overheid. ‘Nederland verandert langzaamaan in een totalitaire maatschappij, mogelijk gemaakt door de vrijwillige dienstbaarheid aan de autoriteit van de onderdanen. Zij behoeven slechts één woord – het woord ‘neen’- te zeggen om aan deze hele ondemocratische onzin een einde te maken.’Schreef Arthur Lehnin, een bekende anarchist, in 1970. Hij protesteerde in die tijd tegen de volkstelling. Deze volkstelling riep massaal verzet op bij de bevolking en is met succes tegengehouden. Het woord privacy deed toen zijn intrede. Tegenwoordig is het droevig gesteld met het privacybewustzijn bij de Nederlandse bevolking en lijkt het moeilijker dan ooit om de privacy te beschermen. We zijn al heel veel van onze privacy kwijt en krijgen met steeds meer nieuwe bedreigingen van onze privacy te maken. Op dit moment is minister Klink bijvoorbeeld bezig met het invoeren van het EPD (Elektronisch Patiënten Dossier). Daarin worden al je medische gegevens opgeslagen. Zorgverleners kunnen zo medische gegevens met elkaar delen. Niet iedereen kan je EPD zo maar inkijken. Daar heb je een soort code, een UZI pas, voor nodig. Het EPD is geen database maar een landelijk schakelpunt. Het EPD roept veel vragen op met betrekking tot privacy. De gegevens die er instaan zijn immers nogal vertrouwelijk en gevoelig. Wie garandeert dat deze gegevens niet uiteindelijk terechtkomen bij een zorgverzekeraar? Kan de bedrijfsarts zomaar bij je gegevens? De vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt wordt danig onder druk gezet. Of de kwaliteit van de zorg er door het EPD op vooruit gaat is ook nog maar de vraag. Ondertussen lijken de meeste Nederlanders zich nergens druk om te maken. Slechts 170.000 mensen hebben bezwaar gemaakt tegen het EPD. Kennelijk liggen we niet wakker van onze privacy.
“’Je hebt toch niets te verbergen?’ Met dat argument worden alle dissidente stemmen gesmoord. Maar als je niets te verbergen hebt, geef me dan eens snel je pincode’, zegt Hans Franken, hoogleraar informatierecht aan de Universiteit van Leiden en Eerste Kamerlid voor het CDA. Men voert als argument aan dat het opslaan van onze gegevens nodig is in de strijd tegen terreur en criminaliteit. De proporties worden echter uit het oog verloren en de maatregelen zijn uiteindelijk niet efficiënt. “Er is een continue roep om hard tegen terrorisme en criminaliteit op te treden. De regering geeft hieraan toe en wil graag daadkrachtig lijken. En het parlement verzet zich er niet tegen”, aldus Franken.
Volgens een Europese richtlijn moet al het telefoon- en internetverkeer zes maanden tot twee jaar bewaard worden. Deze richtlijn is versneld tot stand gekomen na de terreuraanslagen in de Londense metro van 2005.
Het telefoongesprek zelf wordt niet opgenomen. Wel worden de datum en de duur van ieder gesprek bijgehouden. Bij vaste telefoons worden ook naam en adres van de beller bewaard en bij mobiel bellen en sms’jes versturen wordt de locatie van de gebruiker opgeslagen. Bij internet wordt het IP-nummer en huisadres van de gebruiker genoteerd.
Tot wat voor problemen dit kan leiden illustreert Franken met het volgende voorbeeld; “Een man belde laatst in België vanuit de auto naar zijn vrouw. De volgende dag kreeg de nietsvermoedende man een belletje van de politie. ‘Meneer. We zagen dat u gisteren daar en daar was, waar ook een inbraak was gepleegd, Wat deed u daar?’ Deze man had niets met deze inbraak te maken, maar voelde zich toch in de verdediging gedrukt. Dit is natuurlijk onaanvaardbaar.
‘Privacy is als een immuunsysteem. Een mens moet zelf weten wat een ander mag weten en wat niet. Dat immuunsysteem wordt nu afgebroken.’ Stelt Franken. Het is dus van het grootste belang dat we onze privacy verdedigen. In 2000 werd door een aantal bezorgde burgers de stichting Bits of Freedom opgericht. Deze stichting zette zich in voor digitale burgerrechten en zoals privacy op internet en vrijheid van meningsuiting. Helaas is Bits of Freedom in 2006 ter ziele gegaan. Het is te hopen dat er op niet al te lange termijn weer een dergelijk initiatief komt.
Iemand die duidelijke denkbeelden heeft over hoe we in deze tijd moeten omgaan is de socioloog Paul Jansen. Hij heeft een manifest opgesteld waarin hij de belangrijkste beginselen met betrekking tot privacy heeft vastgelegd. Hij heeft dit het iDNA Manifest 3.0 genoemd. Dit zou de basis kunnen vormen voor wetgeving op het gebied van privacy die is toegesneden op deze tijd. Een belangrijk principe van dit manifest is dat informatie over jou ook eigendom is van jou. Je zou het volledige beschikkingsrecht over je persoonsinformatie moeten hebben. Jansen heeft zijn beginselen op een werkbare manier uitgewerkt. Het is nu aan politici om dit te vertalen in wetgeving en aan ons burgers om de politiek daartoe onder druk te zetten. We moeten blijven vechten voor onze grondrechten. Blijf waakzaam!

Raymond van Es

California Ũber Alles Een vakantie in Californië





Dit jaar had ik de unieke kans om op vakantie te gaan in Californië. Ik kon daar goedkoop verblijven om dat ik daar kon logeren bij een bevriend echtpaar dat daar woont. Ze werken daar allebei aan een universiteit; zij aan Stanford en hij aan Davis. Ze wonen in Palo Alto, waar Stanford zit. Palo Alto ligt in de buurt van San Francisco. Die vriend van mij is een Nederlander die ook de Amerikaanse nationaliteit heeft, en zij komt uit Korea. Ze hebben elkaar leren kennen toen ze bezig waren met een promotieonderzoek in Antwerpen. Na hun promotie konden ze gaan werken in Amerika. Heel af en toe komen ze naar Nederland, maar het meeste contact verloopt via Skype. Ik was dus niet alleen blij omdat ik naar Californië kon, maar ook omdat ik mijn vrienden weer eens voor een langere tijd kon zien. Omdat ze moesten werken hadden ze niet altijd tijd voor mij. Ik ging dan op eigen gelegenheid naar San Francisco. Ik ging dan met de trein naar San Francisco. Het openbaar vervoer is in de Bay Area uitstekend.
San Francisco is een van de leukste steden van Amerika. San Francisco is groot geworden tijdens de Goldrush die in 1848 begon. Na de tweede wereldoorlog werd San Francisco een centrum van alternatieve culturen. Het was, naast New York, de belangrijkste stad van de Beat Generation. In de jaren zestig werd San Francisco het centrum van de hippiebeweging. De hippies verzamelden zich in een wijk; Haight-Ashbury. Deze wijk is nu een toeristische attractie. Je kunt er de huizen vinden waar hippiebands zoals The Grateful Dead en Jefferson Airplane hebben gewoond.
San Francisco is ook een homovriendelijke stad. The Castro is de wijk waar je de homo’s kunt vinden. Harvey Milk was in de jaren zeventig de belangrijkste voorman van de homobeweging in San Francisco. Hij werd de eerste openlijk homoseksuele stadsbestuurder in San Francisco. Hij werd neergeschoten door een gemeenteraadslid met homofobe opvattingen. De nagedachtenis aan Milk word nog steeds in ere gehouden. Zijn leven is nog niet zo lang geleden verfilmd. San Francisco is naar Amerikaanse begrippen geen grote stad. Er wonen nog geen750.000 mensen. In de totale agglomeratie wonen 7 miljoen mensen.
In Californië wordt ook wijn verbouwd. In Californië wordt er al vanaf 1769 wijn verbouwd. De wijnbouw is daar geïntroduceerd door Spaanse monniken die dit meebrachten uit Mexico. Californië heeft het perfecte klimaat voor wijnbouw. De Californische wijnen staan bekend om hun goede kwaliteit. We hebben een dagje doorgebracht in een van de vele wijnbouwgebieden van Californië om wijn te proeven. We zijn in Napa Valley geweest. Napa Valley is waarschijnlijk het belangrijkste wijnbouwgebied van Californië. Het is in ieder geval een schitterend gebied dat aan Zuid Frankrijk doet denken. Napa Valley is your spot of heaven on earth volgens de website. Daar zit wel iets in. Je kunt je inderdaad God in Frankrijk wanen in Napa Valley. Je kunt er ook rare dingen zien zoals een wijnhuis in de vorm van een Perzische tempel die is neergezet door een wijnboer die afkomstig is uit Iran. Uiteraard hebben we ons de wijn goed laten smaken.
We hebben ook van de natuur genoten. We hebben twee dagen doorgebracht in Yosemite National Park, het oudste nationaal park van Amerika. Yosemite staat bekend om de mooie watervallen en de gigantische mammoetbomen die daar te bezichtigen zijn. Er lopen daar ook veel wilde beesten rond. Wij hebben er nog een Grizzly beer gezien. Yosemite staat sinds 1984 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Daarnaast hebben we de Big Sur bezocht. Dit is een gebied aan de Californische kust. Dit kan zich qua natuurschoon meten aan Yosemite en de Grand Canyon. Vroeger was het een tamelijk geïsoleerd gebied, sinds de hippies het ontdekt hebben is het echter een populaire bestemming voor toeristen. De Big Sur kent adembenemende uitzichten. De beroemde beat schrijver Jack Kerouac heeft een boek geschreven over de paar dagen die hij doorbracht in de Big Sur. De Big Sur is ook bezongen door de Beach Boys en de Red Hot Chili Peppers.
Het was al met al een zeer geslaagde vakantie.
Hoewel ik een broertje dood heb aan het goedkope anti-amerikanisme van veel Europeanen, ben ook ik niet vrij van vooroordelen. Door mijn vakantie in Amerika ben ik een aantal vooroordelen die ik tegen Amerika had kwijt geraakt. Het eerst vooroordeel dat sneuvelde was het idee dat het bier in Amerika niet te drinken zou zijn. Dit gebeurde al op het vliegveld van Chicago waar ik moest wachten op mijn vlucht naar San Francisco. Amerikaans bier is vaak erg lekker; je moet alleen geen Budweiser drinken.
Ook wat het eten betreft valt Amerika reuze mee. Je kunt daar voor niet al te veel geld lekker en gezond eten. Uit eten gaan is daar goedkoper dan in Nederland. Het is niet nodig om daar junkfood te eten.
Een ander vooroordeel is dat Amerikanen luidruchtig en zelfingenomen zijn. Ik heb het idee dat we dat eerder van de Nederlanders kunnen zeggen. Amerikanen zijn vaak trots op zichzelf en komen daar ook voor uit. Daar is niks mis mee. Aan valse bescheidenheid heb je niks. Aan de andere kant zijn ze heel vriendelijk en voorkomend. Als je in het buitenland bent valt altijd weer op hoe bot en lomp de Nederlanders zijn.
Andere vooroordelen werden juist bevestigd; BMW rijders blijken overal even asociaal te zijn.
Wat ook opvalt is dat in Amerika verschillende etnische groeperingen vreedzaam naast elkaar leven. De hysterie rond moslims zoals we dat hier zien bestaat in Amerika niet. Amerika is altijd een land van migranten geweest; dat heeft Amerika groot gemaakt. Natuurlijk is er racisme in Amerika, maar dat is niet overal even sterk aanwezig. Wat we wel eens onderschatten is dat de verschillen binnen Amerika enorm groot zijn. Ik zat in een van de meest progressieve delen van Amerika. In bijvoorbeeld de zuidelijke staten heerst er een heel andere mentaliteit. Daar zijn ze wel racistisch. Je zou wel kunnen spreken van verschillende culturen binnen Amerika. Ze spreken er allemaal dezelfde taal, maar voor de rest zijn de verschillen niet kleiner dan in Europa. Wat dat betreft is er niets dat een Verenigde Staten van Europa in de weg
Ze zeggen dat Amerika het land van de onbegrensde mogelijkheden is. Dat gevoel krijg je ook wel als je daar bent. Je ziet daar soms een rijkdom zoals we dat in Nederland niet kennen. In het gebied waar ik zat zijn Google, Yahoo en Apple begonnen en hebben daar hebben daar hun hoofdkantoor. Google en Yahoo zijn allebei opgericht door mensen die aan Stanford hebben gestudeerd. Wie echt ergens goed in is krijgt in Amerika alle ruimte. Er is daar duidelijk meer ruimte voor innovatie dan in Nederland. In Nederland richten we een Platform Innovatie op wat vooral een hoop geneuzel oplevert. Als we echt innovatie hebben dan moeten we ondernemers daar de ruimte voor geven.
Al met al was het een geslaagde vakantie. Het blijkt maar weer dat reizen de blik verruimd. Het is wel een merkwaardige ervaring om rond te lopen in een gebied dat je kent uit boeken , muziek, films en de televisie. Soms waan je je in een filmdecor. Amerika is een mooi en vreemd land. Met de Grateful Dead zou ik willen zeggen; 'what a long strange trip it's been'.

Raymond van Es

woensdag 11 november 2009

Gedeconstrueerd konijn/ deconstructing Jacques Waarom het postmodernisme niet deugt




Al langere tijd erger ik mij aan het verschijnsel postmodernisme. Ik heb me lang afgevraagd waar dat nou door komt. De oplossing van mijn probleem kwam toen ik me bedacht dat ik de vraag moest omdraaien en me moest afvragen hoe het mogelijk is dat ik me zo lang niet heb geërgerd aan het postmodernisme. Dat het zo lang duurde zal er ook mee te maken hebben dat niet alle inzichten die onder de vlag van het postmodernisme varen onzinnig zijn. We moeten het kind niet met het badwater weggooien. Mijn ergernis heeft er mee te maken dat we hier wel te maken hebben met een heel klein kindje in een reusachtige badkuip. Het wordt dus tijd om het postmodernisme eens onder de loep te nemen. Of moet ik zeggen; deconstrueren?
Een observatie van de postmoderne filosoof Jaqcues Derrida maakte mij duidelijk hoe ik mijn probleem onder woorden moest brengen.
Jaqcues Derrida is zonder twijfel een van de bekenste filosofen van de twingtigste eeuw. Hij is een van de grootste namen binnen het differentiedenken. Derrida is er vaak van beschuldigt dat hij in zijn denken in onbegrijpelijk jargon vervalt en dat hij goedkope retorische trucs gebruikt. Het postmoderne denken dat hij vertegenwoordigt zou een doorgeschoten relativisme zijn. Een kernbegrip in het denken van Derrida is het begrip deconstructie. Het is zijn vertaling van het begrip 'Dekonstuktion' bij Heidegger. Men moet de metafysica tot op de fundamenten afbreken om daarop het denken weer op te bouwen. Het is tegelijkertijd afbreken en opbouwen. Derrida doet dat door een rigoureuze interpretatie van teksten. De filosofie van Derrida is, net als die van veel andere Franse postmodernisten, erg populair in academische kringen in Amerika. Het begrip deconstructie is inmiddels ook doorgesijpelt naar de populaire cultuur; zo maakte Woody Allen een film onder de titel Deconstructing Harry. Derrida was allerminst blij met de in zijn ogen oppervlakkige wijze waarop het begrip deconstructie in deze film werd toegepast. Het toppunt was voor hem dat een stoofpot met konijn in de New York Times werd omschreven als een gedeconstrueerd konijn1. Dit is inderdaad een absurde toepassing van het begrip deconstructie. Deze toepassing is daarmee echter nog niet misplaatst. Veel postmoderne denkers vragen om een dergelijke absurde misvatting. Je zou kunnen stellen dat er niets eens sprake is van een misvatting. Dat Derrida dit nooit bedoelt kan hebben met het begrip deconstructie doet vanuit zijn theorie niet ter zake. Er is immers niets buiten de tekst. Na Deconstructing Harry wordt het nu dus de hoogste tijd voor Deconstructing Jacques. (Waarbij Jacques als te deconstrueren konijn natuurlijk staat voor het postmodernisme).
De onhelderheid van de postmoderne geschriften is natuurlijk niet mijn enige bezwaar tegen het postmodernisme.
Mijn bezwaren tegen het postmodernisme komen neer op het volgende;
1.Postmodernisme kenmerkt zich door onhelder en ondoorgrondelijk taalgebruik. Dit wijst op onhelder denken of een gebrek aan intellectuele eerlijkheid.
2.Postmodernisme ontkent dat er zoiets als waarheid of rationaliteit bestaat. Wat waar of rationeel is wordt bepaald door machtsverhoudingen.
3.Postmodernisme werkt verlammend op het intellectuele en politieke debat en werkt conservatisme in de hand.
4.Het postmodernisme is een irrationalistische filosofie.

Laten we beginnen met het onheldere en ondoorgrondelijke taalgebruik. Mijn stelling is dat dit taalgebruik samenhangt met een gebrek aan intellectuele eerlijkheid. Postmodernisten hebben iets te verbergen. We moeten het hier waarschijnlijk zoeken in de categorie van de nieuwe kleren van de keizer.

Veel postmoderne teksten barsten van het onbegrijpelijke jargon en kennen een ondoorgrondelijke redeneertrant. Het zou kunnen zijn dat deze teksten te hoog gegrepen zijn voor normale stervelingen, maar het zou ook kunnen gaan om modieuze gebakken lucht. Of met andere woorden; een gedeconstrueerd konijn. Er is natuurlijk ook geen beter beest dan een konijn denkbaar om het postmodernisme te symboliseren. Het konijn is het beest dat we bij uitstek associëren met goochelen. Postmodernisme is een vorm van filosofisch goochelen. Derrida en zijn aanhangers kunnen mij geen verwijten maken; ik doe niets anders dan de methode van de deconstructie toepassen op het postmodernisme en het differentiedenken. Verder valt op dat het postmodernisme en het differentiedenken zich graag voordoen als radicale cultuurkritiek met een revolutionair potentieel. Het heeft echter niet veel meer te bieden dan abstracte goocheltrucs zonder enig verband met de maatschappelijke realiteit.

Peter Sloterdijk zegt het als volgt;

Als een nieuwe vorm van droomduiding, toegepast op allerlei soorten teksten, in het bijzonder op die van de Oud-Europese metafysica, is ze, hoewel haar adepten vaak het tegendeel beweren, een opgepoetste versie van de hermeneutiek, die zich met kritische instrumenten en grote gebaren op de taak stort om voorlopig alles te laten zoals het is. (Sloterdijk, 2007, p. 245)

Volgens Sloterdijk verklaart dit laatste ook de populariteit van het deconstructivisme in de Amerikaanse populaire cultuur: ook die wil alles laten zoals het is.

Een goed voorbeeld van wat ik bedoel met een gedeconstrueerd konijn is de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. Zijn taalgebruik is volkomen ondoorgrondelijk maar klinkt heel hip en postmodern.

Michel Foucault deed ooit een interessante bekentenis die een helder licht werpt op het obscure taalgebruik van het postmodernisme.
John Searle vroeg tijdens een ontmoeting met Michel Foucault het volgende; 'Michel, je bent zo duidelijk in je praten, waarom is je geschreven werk zo obscuur?' Waarop Foucault antwoordde: 'Dat is omdat, als je serieus wilt worden genomen door Franse filosofen, 25% van wat je schrijft ontoegankelijke onzin moet zijn.' (Dennett, 2006, p.394)

Zo worden de gedeconstrueerde konijnen dus gestoofd! Je kruidt je betoog met een heleboel ontoegankelijke onzin om serieus genomen te worden door je collega filosofen! Deze collega's doen natuurlijk precies hetzelfde. Zo lijkt het alsof er een filosofische stroming bestaat, terwijl iedereen elkaar voor de gek houdt. Iedereen wil immers serieus genomen worden door zijn collega's. Noam Chomsky meent dat postmodernisten doorgaans niet in staat zijn om buiten hun jargon te treden. Ze kunnen niet in lekentaal uitleggen wat hun theorie inhoudt.

There are lots of things I don't understand -- say, the latest debates over whether neutrinos have mass or the way that Fermat's last theorem was (apparently) proven recently. But from 50 years in this game, I have learned two things: (1) I can ask friends who work in these areas to explain it to me at a level that I can understand, and they can do so, without particular difficulty; (2) if I'm interested, I can proceed to learn more so that I will come to understand it. Now Derrida, Lacan, Lyotard, Kristeva, etc. --- even Foucault, whom I knew and liked, and who was somewhat different from the rest --- write things that I also don't understand, but (1) and (2) don't hold: no one who says they do understand can explain it to me and I haven't a clue as to how to proceed to overcome my failures. That leaves one of two possibilities: (a) some new advance in intellectual life has been made, perhaps some sudden genetic mutation, which has created a form of ``theory`` that is beyond quantum theory, topology, etc., in depth and profundity; or (b) ... I won't spell it out.''

Hoe makkelijk het is om een gedeconstrueerd konijn te stoven is bewezen door de natuurkundige Alan Sokal samen met zijn collega Jean Bricmont. Sokal heeft de hele postmoderne gemeenschap bij de neus genomen met een briljante satire op het postmodernisme. Hij schreef zijn verzameling onzinnige postmoderne citaten aan elkaar met behulp van al even onzinnige opmerkingen. Zijn artikel werd zonder meer geplaatst in een vakblad voor postmoderne sociologen en filosofen. Dit tijdschrift, Social Text, stond hoog aangeschreven. Dat dit artikel van Sokal in een toonaagevend tijdschrift werd gepubliceerd als een serieuze bijdrage aan het postmoderne discours is ontluisterend. Een dergelijk demasqué zou binnen geen enkele andere wijsgerige stroming denkbaar zijn.

Het is niet de eerste keer dat een filosofische stroming een gebrek aan inhoud tracht te verbergen door ondoorgrondelijk taalgebruik en verbale mist. We zien het zelfde verschijnsel bij het Duits Idealisme uit de negentiende eeuw. In zekere zin is het Duits Idealisme het postmodernisme van de negentiende eeuw. Deze filosofische stroming werd zwaar bekritiseert door Schopenhauer. Deze stelde terecht dat wie slecht schrijft ook niet kan denken.

Niets is gemakkelijker dan zo te schrijven dat geen mens er wat van snapt, zoals er ook niets moeilijker is dan belangrijke gedachten zo uit te drukken dat iedereen ze wel móét begrijpen. (Schopenhauer 2008).

Als we er van uit gaan dat de geciteerde uitspraak van Foucault kenmerkend is voor het postmodernisme dan betekent dat dat deze auteurs wel helder kunnen schrijven, maar dit doelbewust niet doen. Dit getuigt van een gebrek aan intellectuele eerlijkheid.

Het tweede bezwaar tegen het postmodernisme is dat ze het bestaan van waarheid en rationaliteit ziet als een uitkomst van machtsverhoudingen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit niet voor alle postmoderne denkers ook geldt op het niveau van de proposities. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan Foucault die een onderscheid maakt tussen het niveau van proposities en het niveau van het constitueren van de waarheid;

Natuurlijk, op het niveau van een propositie, binnen een vorm van spreken, is de scheiding tussen waar en onwaar noch willekeurig of veranderbaar, noch institutioneel of gewelddadig. Maar wanneer we een ander gezichtspunt innemen, wanneer wij willen weten wat deze wil tot waarheid, die zoveel eeuwen van onze geschiedenis doorkruist heeft, geweest is, is deze constante, dwars door ons spreken heen, of wat heel in het algemeen het soort scheiding is dat onze wil tot weten beheerst, zien we misschien toch zoiets als een uitsluitingssysteem (een historisch, plooibaar, institutioneel dwingend systeem) zichtbaar worden. (Foucault, 1996, p.40)

Met betrekking tot de waarheid van proposities lijkt hier toch wel een adder onder het gras te schuilen (of een konijn?). Foucault maakt een onderscheid tussen twee niveaus. We hebben de waarheid binnen een vertoog waar proposities waar of onwaar zijn en waarbij er geen sprake is van willekeur of macht. Welk vertoog we aanvaarden wordt echter wel bepaald door machtsverhoudingen of, in de woorden van Foucault, een uitsluitingssysteem. Dit is het tweede niveau. Het probleem speelt op dit tweede niveau. Het lijkt mij dat proposities waar of onwaar zijn en dat dit onafhankelijk is van contingente machtsverhoudingen. Niemand kan met droge ogen beweren dat het systeem van de propositie logica zijn kracht ontleend aan de toevallige machtsverhoudingen. Een dergelijke bewering is gewoon te absurd voor woorden.
Waar het gaat om het ten onrechte uitsluiten van bepaalde groepen aan het debat in deze samenleving heeft een theorie als die van Foucault wel zin. Dit is het kind in het postmoderne badwater. Een dergelijke kritiek heeft alleen zin als we criteria hebben voor een open debat. We kunnen hierbij bijvoorbeeld denken aan de machtsvrije communicatie van Habermas.
Postmoderne denkers menen dat waarheid en rationaliteit als zodanig niet bestaan maar zijn gebaseerd op machtsverhoudingen. Ze beroepen zich hierbij vooral op Nietzsche. Wanneer waarheid en rationaliteit een kwestie van machtsverhoudingen zijn dan wordt elke discussie een conflict en valt er geen onderscheid te maken tussen wapens en woorden. Elk debat wordt dan in wezen een oorlog. Op het eerste gezicht lijkt zijn werk over te lopen van het revolutionair potentieel. Bij nadere bestudering blijkt hij geen enkel zinnig antwoord te geven op de vragen van deze tijd. Het is een wonderlijk mengsel van (neo)communisme, nationalisme en conservatisme. Dit alles overgoten met een postmoderne saus die stevig is gekruid met de psychoanalyse van Freud en vooral Lacan. Dit alles levert een giftige konijnen-stoofpot op. De saus dient enkel om te verhullen dat het voedsel verrot is.
Liberalen en sociaal-democraten zijn in de ogen van Žižek laf. Conservatieven en leninisten zijn daarentegen authentiek. Zij zijn bereid om vuile handen te maken;

Ze [de sociaal-democraten] willen een echte revolutie, maar schrikken terug voor de prijs die daarvoor moet worden betaald en geven er daarom de voorkeur aan reine zieltjes en schone handen te houden. In tegenstelling tot deze onoprechte positie van radicaal links (dat waarachtige democratie voor het volk wil, maar zonder geheime politie om de contrarevolutie te bestrijden en zonder dat haar academische privileges worden bedreigd) is een leninist, net als een conservatief, authentiek in die zin dat hij de consequentie van zijn keuze ten volle aanvaard oftewel: dat hij ten volle beseft wat het betekent de macht te grijpen en macht uit te oefenen. (Žižek, 2001, p.ix/x)

Wat die consequenties zijn heeft de geschiedenis ons wel geleerd. Kennelijk zijn die lessen aan Žižek voorbij gegaan. Welke consequenties Žižek voor ogen voor deze slappe sociaal-democraten wordt goed duidelijk als hij met instemming Lenin citeert;

Inderdaad geven de preken van ... de mensjewieken en sociaalrevolutionairen uiting aan hun ware aard: 'De revolutie is te ver gegaan. Wat u nu zegt hebben wij steeds gezegd, staat u ons toe het nog eens te zeggen.' Maar wij geven daarop ten antwoord: 'Staat u ons toe u voor het vuurpeleton te zetten vanwege deze uitspraken. Óf u ziet er vanaf uw opvattingen uit te dragen, óf u blijft uw politieke opvattingen in de openbaarheid brengen onder de huidige omstandigheden, nu onze positie veel moeilijker is dan toen de witte gardisten ons aanvielen, dan hoeft u het alleen uzelf te verwijten wanneer wij u behandelen als de slechtste en schadelijkste elementen uit de witte gardes. (Lenin gecit. Žižek, 2001, pp. 123/124)

De terreur van het communisme is alom bekend. Lenin meende wat hij zei. Kennelijk heeft Žižek geen bezwaren tegen deze terreur en stemt hij er zelfs mee in.

De postmoderne saus zonder welke er geen gedeconstrueerd konijn is, blijkt bijvoorbeeld uit het volgende citaat;


kortom: in plaats van het proto-transcendentale structurele apriori van de symbolische Orde krijgen we de talloze geïmproviseerde manieren waarop fundamenteel solitaire mensen, ieder uiteindelijk gebonden aan de masturbatoire jouissance van het eigen ('er bestaat niet zoiets als de seksuele verstandhouding' impliceert dat jouissance in essentie idioot en solitair is), pogen te improviseren en een soort schijn pogen op te bouwen van het hebben van relaties en interacties met anderen. (Žižek, 2001, pp. 20/21)

We worden hier overgoten met een flinke dosis jargon dat verwijst naar Kant en Lacan. Ik vraag me af of iemand begrijpt wat Žižek hier bedoelt. Niet iedere grammaticaal correct geformuleerde zin betekent ook iets. Wat ik er aan betekenis uit op kan maken is tamelijk triviaal; sommige mensen zijn eenzaam en proberen op een wanhopige manier in ieder geval de schijn van een relatie op te bouwen. Iedereen die een beetje levenservaring heeft of wel eens op een datingsite heeft gekeken zal erkennen dat dit een waarheid als een koe is.

Deze beschouwing is niet bedoelt om specifiek Žižek te bekritiseren. Žižek's geval dient slechts om een veel breder probleem te illustreren; het postmodernisme. Wie goed om zich heen kijkt ziet overal gedeconstrueerde konijnen. Žižek dient uitstekend om de ziekte die postmodernisme heet te illustreren.
Het geval Žižek staat niet op zich. Hij is een van die babyboomers die geloofden in het marxisme en hoopten op een revolutie die nooit kwam. Het postmodernisme vindt zijn oorsprong in de vroege jaren zestig toen een nieuwe generatie filosofen en intellectuelen zich lieten inspireren door Marx, Nietzsche en Freud. Het naoorlogse Frankrijk barstte van het revolutionaire elan dat zijn hoogtepunt zou vinden in de revolte van mei '68. Dit elan zou hierna snel uitdoven. Voor veel Franse intellectuelen was dit een teleurstelling die ze maar moeilijk konden verwerken.

Het derde bezwaar is dat het postmodernisme radicaal lijkt maar conservatisme in de hand werkt.

De zogenaamd radicale positie die veel postmoderne filosofen innemen is wat treurig. Het is een krachteloos radicalisme. Het is een radicalisme op een hoog theoretisch niveau zonder enig verband met de (politieke) praktijk. Het radicalisme van het postmodernisme is, om het met een jaren zestig uitdrukking te zeggen, een papieren tijger. Zelfs Žižek zal, als hij eerlijk is, beseffen dat die revolutie van hem er nooit zal komen omdat niemand daar op zit te wachten. We worden niet zodanig uitgebuit of onderdrukt dat een revolutie nodig zou zijn. Sloterdijk heeft gelijk als hij zegt dat postmodernisten alles laten zoals het is.

Paradoxaal genoeg lijken veel postmoderne denkers ook conservatieve trekken te vertonen. We zien dat in sterke mate bij,alweer, Žižek. Gianni Vattimo moet in dit verband ook worden genoemd. Vattimo is een postmodernist van het eerste uur die in de loop van de jaren negentig zijn religieuze wortels heeft teruggevonden en sindsdien een postmoderne apologeet van het katholieke geloof is geworden.

De ideologie annex politieke praktijk van de Derde Weg is in feite HET model van deze nederlaag, van dit onvermogen om te erkennen dat het Nieuwe bestaat om het Oude te laten overleven. Gesteld tegenover deze verleiding kan men beter het onovertroffen voorbeeld van Pascal volgen en zich de moeilijke vraag stellen: hoe moeten we in de nieuwe omstandigheden trouw blijven aan het Oude? ALLEEN op deze wijze kunnen we iets daadwerkelijk Nieuws teweegbrengen. (Žižek, 2001, p.31)

De stelling die Žižek hier poneert komt er op neer dat we alleen als we trouw blijven aan het Oude iets daadwerkelijk Nieuws teweeg kunnen brengen. Afgezien van de onbegrijpelijke formuleringen (wat moeten we verstaan onder 'trouw blijven aan het Oude'?) is dit alleen te begrijpen als een definitie van het conservatisme. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat Žižek erg gecharmeerd is van het christendom;

Terug naar het christendom: betekent dit dat Christus, dit ultieme objet petit a, ook dezelfde bemiddelaar tussen de goddelijke Wet en zijn menselijke onderdanen is? Is zijn offer voor onze zonden van dezelfde orde als het spreekwoordelijke offer van het stalinistische kader voor de vooruitgang van de mensheid? Is Christus' liefde voor de mensheid structureel dezelfde als de spreekwoordelijke liefde van de communistische leider voor zijn volk? (Žižek, 2001, p.154)

We zien hier hoe Žižek moeiteloos christendom en communisme met elkaar weet te verbinden. We weten wat het christendom en het communisme de mensheid hebben gebracht; niets dan ellende. We weten dat Christus evenmin voor onze zonden is gestorven als het stalinistische kader zich heeft geofferd voor de vooruitgang van de mensheid. Misschien had Christus liefde voor de mensheid, misschien had hij dat niet, we kunnen dat niet weten uit betrouwbare bron. We weten in ieder geval wat de liefde van de communistische leiders waard is; ongeveer 15 miljoen doden in het geval van Stalin en 70 miljoen in het geval van Mao. Hoeveel mensen er gestorven zijn voor de zogenaamde liefde voor Christus weet ik niet maar het zou me niet verbazen als het een veelvoud is van de slachtoffers van die hartverwarmende liefde van de communistische leiders. De denkwijze van Žižek is duidelijk irrationalistisch en is meteen een illustratie van de gevaren van het irrationalisme. Gianni Vattimo is een andere postmoderne filosoof die de religie wenst te rehabiliteren. Ook Vattimo keert zich af van de rede;

Het verschijnsel zelf van de terugkeer van de religie in onze cultuur lijkt tegenwoordig verbonden met de vele grote problemen waarmee de mens zich in de laat-moderne tijd geconfronteerd ziet, en die onoplosbaar lijken met de middelen van de rede en de techniek: vraagstukken met betrekking tot vooral de bio-ethiek, van de genetische manipulatie tot en met het mileuprobleem, en verder alle problemen die verband houden met de explosie van geweld onder de nieuwe leefomstandigheden van de massamaatschappij. (Vattimo, 1998, p.12)

Vattimo is kennelijk van mening dat we de problemen van de moderne tijd niet kunnen oplossen door middel van de rede en de techniek. Met een denkbeeldige vriend (God) zou het kennelijk beter gaan. Vattimo pleit voor een “zwak” geloof. Dat “zwakke” geloof zou voldoen aan onze behoefte tot zingeving zonder de bezwaren van een “sterk” geloof. Zonder geloof lukt het kennelijk niet om zin aan ons bestaan te geven. Met permissie, ik vindt dit een zwak betoog. Wat mij betreft doet dit te veel denken aan het 'oprecht veinzen ' van Frans Kellendonk. Dit is een oxymoron; men kan niet veinzen en oprecht zijn. Wie veinst is niet oprecht en wie oprecht is veinst niet. Men kan natuurlijk wel veinzen dat men oprecht is. Het is echter zeer begrijpelijk hoe men vanuit het postmodernisme tot dergelijke bevindingen kan komen. Hij hoeft immers geen beroep te doen op rationele argumenten. De waarheidsvraag is niet aan de orde. Waarheid is immers een kwestie van machtsverhoudingen. De katholieke kerk is een machtig instituut. Daarom moet de katholieke geloofsleer wel een zekere waarheid bevatten. Uitgaande van deze wijze van redeneren moeten we concluderen dat de katholieke geloofsleer in Nederland minder waar is dan in Italië aangezien de katholieke kerk in Nederland minder machtig is dan in Italië. Dit is natuurlijk nonsens. Er is niet zoiets als een Italiaanse of een Nederlandse waarheid.


Het voorbeeld van Vattimo illustreert dat het postmoderne conservatisme rechtstreeks samenhangt met het idee dat de waarheid een kwestie van machtsverhoudingen is. Iemand als Foucault stelt de machtsverhoudingen nog onder kritiek. Dit element lijkt bij Vattimo grotendeels te ontbreken. Hij bevestigd de gevestigde orde en noemt zich progressief.

Al mijn bezwaren tegen het postmodernisme komen samen in mijn vierde bezwaar; het postmodernisme is een vorm van irrationalisme. Doordat postmodernisten menen dat wat we rationaliteit en waarheid noemen in werkelijkheid een uitkomst van machtsverhoudingen is kunnen zonder probleem proberen te imponeren door onhelder en ondoorgrondelijk taalgebruik. Door indruk te maken verwerf je macht en wordt je theorie vanzelf meer waar. Het argument dat rationaliteit en waarheid een uitkomst van machtsverhoudingen is, is zelf geen rationeel toetsbaar argument. Elk argument hiertegen zou immers op machtsverhoudingen stoelen. Op deze manier is een zinvol debat onmogelijk. Dat het conservatisme in de hand werkt valt ook makkelijk in te zien. De gevestigde macht moet immers wel ware opvattingen uitdragen. Wie de macht heeft, heeft immers gelijk. De kritiek op machtsverhoudingen en uitsluitingssystemen zoals we die vooral tegenkomen bij Foucault moeten we behouden, net als de bijdrage van Derrida aan de hermeneutiek. Voor de rest laat het postmodernisme vooral een bittere smaak na. Het postmodernisme is een onsmakelijke konijnenstoofpot.

Daarom lust ik geen gedeconstrueerd konijn.

Mijn kat



Na dat vorig jaar mijn kat was overleden, ben ik op zoek gegaan naar een nieuwe kat. Natuurlijk niet nadat ik eerst mijn rouw had verwerkt. Ik heb toen in het asiel een jonge kat van twee jaar oud gevonden die heel stil in een hoek van haar kooitje zat. Ik heb nog even verder rondgekeken, maar zag geen enkele kat die ik zo leuk en lief vond als deze. Ik heb haar Diotima genoemd. Ik heb haar nu ruim een jaar en heb nog altijd geen spijt van mijn keuze. Ze is nog steeds wat angstig, maar begint wel steeds meer los te komen. Het is een lief en aanhankelijk dier. Ik gun haar alle tijd om het trauma dat ze heeft opgelopen door haar vorige baas te verwerken. Ik kan erg boos en verdrietig worden bij de gedachte wat dit beestje allemaal heeft moeten doorstaan.Ik begrijp niet hoe mensen zo met hun huisdieren om kunnen gaan. Je neemt een huisdier toch omdat je zo'n beest leuk vindt en er van houdt? Als je niet voor een beest kan zorgen dan zorg je er toch voor dat zo'n beest ergens anders terecht kan?

dinsdag 10 november 2009

I'm back

Na een lange afwezigheid, onder meer omdat ik een tijdje niet op mijn blog kon komen, ben ik weer terug. Ondertussen is er een hoop gebeurt. Ik heb niet de illusie dat ik tijd heb om alles wat ik heb meegemaakt en waar ik over na heb gedacht hier kwijt te kunnen. Ik zal in ieder geval een aantal hoogtepunten op korte termijn op deze blog bespreken.