‘De roeping van de mens is mens te zijn’ dit was het levensmotto van Multatuli (1820 – 1887). Deze uitspraak is typerend voor het humanisme zoals we dat nu kennen. In het humanisme staat de mens centraal. Het woord humanisme komen we voor het eerst tegen in de negentiende eeuw, maar de geschiedenis van het humanisme gaat terug tot de Oudheid. In de tijd van de Romeinen had Cicero (106 v. Chr.- 43 v. Chr.) het al over humanitas, menselijkheid. In de Renaissance kwam er weer een hernieuwde belangstelling voor de Oudheid. Men ging meer teksten lezen dan de bijbel en Aristoteles. Het 15e eeuwse humanisme wilde niet de overgeleverde leerstellingen van theologie, kunst en wetenschap aannemen, maar oordelen op grond van eigen onderzoek Men ging teksten kritisch lezen en kreeg meer vertrouwen in de menselijke mogelijkheden. De humanisten uit de Renaissance waren nog wel nadrukkelijk christelijk. Erasmus (1469- 1536) is een voorbeeld van zo’n humanist uit de Renaissance. Hij is het meest bekend geworden met ‘De lof der zotheid’. Dit is een satire op allerlei mistanden in zijn tijd. Hij schreef werken met betrekking tot culturele vorming, ethische vorming en godsdienstige vorming. De culturele en ethische vorming zijn ook nu nog typerend voor het humanisme. We worden natuurlijk als mens geboren, maar willen we onze mogelijkheden voluit ontplooien dan moeten we ons vormen. We worden door vorming pas echt mens. Met betrekking tot de zeventiende eeuw zou je Spinoza (1632 - 1677) een humanist kunnen noemen. Vanaf de achttiende eeuw kreeg het humanisme in toenemende mate een antigodsdienstig karakter. Verlichtingsdenkers als Voltaire (1694 - 1778) en Diderot (1713 - 1784) waren kenmerkend voor het humanisme van die tijd. Ook Goethe (1749 - 1832) kan tot het humanisme gerekend worden. In de negentiende eeuw werd het humanisme vaak als synoniem beschouwd met het atheïsme of het agnosticisme. Niet alleen tegenstanders van het humanisme zoals Abraham Kuyper (1837 – 1920) maar ook veel mensen die zich humanist noemden, zoals Multatuli en later Anton Constandse (1899 - 1985), waren uitgesproken antigodsdienstig. Ook Ferdinand Domela Niewenhuis (1846 – 1919) moet in dit verband genoemd worden. Deze mensen verenigden zich in de vrijdenkersvereniging De Dageraad. In de internationale context moeten mensen als Ludwig Feuerbach (1804 – 1874) en Karl Marx (1818 – 1883) genoemd worden. Het was Feuerbach die godsdienst onomwonden ‘een schepping van de menselijke geest’ noemde. Dat bracht hem tot de uitspraak dat de mensen een god geschapen hebben naar hun beeld. Het was daarom zaak het in de godsdienst gelegde ideaal van menselijkheid weer tot de mensen zelf terug te brengen. God kon worden afgeschaft. Dit noemde hij humanisme. Het humanisme in Nederland heeft een eigen karakter.
In 1946 werd het Humanistisch Verbond opgericht. De drijvende kracht hierachter was Jaap van Praag (1911 – 1981). Van 1946 tot 1969 was hij voorzitter van het Verbond. Hij kwam uit een niet godsdienstig joods en socialistisch milieu. Hij was actief, onder andere als voorzitter, in een aantal vooroorlogse jeugdbewegingen zoals de Nederlandse Bond van Abstinent Studerenden, de Studenten Vredes Actie en de Jongeren Vredes Actie. Vooral bij die twee laatste leerde hij personen kennen die later, net als hij, een belangrijke rol zouden spelen in de naoorlogse humanistische beweging, onder wie Garmt Stuiveling en Jan Brandt Corstius.
Tijdens de bezetting van Nederland was hij van 1943 tot 1945 ondergedoken bij Fenco van den Berkhof. Hij gebruikte deze tijd onder meer voor het schrijven van zijn boek "Modern humanisme: een Renaissance", een inspirerend en grondleggend werk dat in 1947 zou worden gepubliceerd. Van Praag was ervan overtuigd dat fascisme en racisme pas geen kans meer zouden krijgen wanneer voldoende mensen een levensovertuiging hadden die ‘geestelijk doordacht en zedelijk verantwoord’ was. Vanuit die gedachte was hij een van degenen die na de bevrijding van Nederland in mei 1945 het initiatief namen tot het oprichten van een vereniging van humanisten. Zodoende werd in 1946 het Humanistisch Verbond opgericht. Hij werd in 1954 lid van de Gedeputeerde Staten van Zuid Holland. Hij werd ook benoemd als een van de eerste hoogleraren in de humanistiek, aan de Universiteit Leiden (1964-1979). Het woord humanistiek was een vinding van hemzelf. Ook voor het internationale humanisme heeft hij zich ingezet. Een belangrijk initiatief was het voorbereiden en oprichten van de International Humanist and Ethical Union (IHEU), een internationale federatie van humanistische organisaties waarvan het oprichtingscongres in 1952 in Amsterdam plaatsvond. Van Praag werd voorzitter en bleef dat tot 1975. Volgens Van Praag heeft de wereld geen doel of richting, het zijn de mensen zelf die zin en richting aan de wereld geven. Van Praag had twee doelen voor ogen met het Humanistisch Verbond. Hij wou dat buitenkerkelijken zich zouden verenigen zodat ze niet verdrukt zouden worden door de kerkelijke zuilen en hij wou, samen met gelovigen, de strijd aanbinden met het nihilisme. Nihilisten zijn mensen die in geen enkele zingeving of waarde geloven. Volgens Van Praag maakte juist dit nihilisme onze cultuur vatbaar voor het fascisme. De ontwikkelingen in deze tijd lijken hem gelijk te geven. Dit bondgenootschap van humanisten en gelovigen in de strijd tegen het nihilisme onderscheid het Nederlandse humanisme van het humanisme in veel andere landen. In landen als de Verenigde Staten zetten humanisten zich sterk af tegen elke vorm van religie. Daar is ook wel een reden voor. In de Verenigde Staten vormen fundamentalistische christenen een grote bedreiging voor de vrijheid en de democratie. Wetenschappelijke theorieën zoals de evolutietheorie proberen ze te vervangen door religieuze fabeltjes zoals het creationisme (tegenwoordig proberen ze het vaak met een wat subtielere variant van het creationisme: Intelligent Design). Deze christenen zijn in Amerika zeer machtig. Het is daarom belangrijk dat er humanisten zijn die er voor waken dat deze lieden daar de macht helemaal in handen krijgen. Mensen als de bioloog Richard Dawkins en de filosoof Daniel Dennett gaan voorop in die strijd. Ze hebben allebei boeken geschreven waarin ze het geloof aanvallen. Dawkins schreef ‘The God Delusion’ (God als misvatting) en Dennett schreef ‘Breaking the Spell: Religion as a Natural Phenomen’( De betovering van het geloof. Religie als een natuurlijk fenomeen). Waar humanisten de nadruk op leggen lijkt dus af te hangen van specifieke culturele en maatschappelijke factoren. Alle humanisten gaan er echter van uit dat het de roeping van de mens is om mens te zijn.
Raymond van Es
donderdag 20 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten