Professor David Lurie, een man van middelbare leeftijd, begint een avontuurtje met een studente van twintig. Dit komt uit, en hij moet zich verantwoorden voor een onderzoekscommissie. Door zijn halsstarrigheid zit er niets anders op dan ontslag te nemen. Hij neemt de wijk naar zijn dochter in de provincie. Daar helpt hij haar met het verkopen van bloemen en groenten op de markt, en het verzorgen van de honden. Hij werkt tevens op de plaatselijke dierenkliniek, alwaar hij honden uit hun lijden verlost. Na een overval op de boerderij van zijn dochter raakt de relatie tussen hem en zijn dochter verstoord. Zij wordt bij deze overval verkracht en hij maakt zich zorgen. Zij wil er echter niet over praten. Na drie maanden bij zijn dochter te hebben gebivakkeerd keert hij terug naar Kaapstad. Zijn huis blijkt geplunderd te zijn. Een terugkeer naar de universiteit lijkt uitgesloten te zijn. Hij werpt zich op de kameropera over Byron die hij aan het schrijven is. Juist in deze crisis lijkt hij hiertoe de juiste inspiratiebron aangeboord te hebben. Hij houdt telefonisch contact met zijn dochter. Als er problemen lijken te zijn snelt hij terug naar het plaatsje waar zij woont. Ze blijkt zwanger te zijn van de verkrachting. David Lurie besluit daar te blijven tot de bevalling.
David Lurie; brave academicus van middelbare leeftijd met verhoogd libido. Afstandelijk, stug, koppig. Gebruikt Romantiek om eigen wangedrag te rationaliseren.
Lucy Lurie; dochter van David. Midtwintiger, lesbisch, (would be) boerin. Ze wilt een eigen leven leiden en zit niet te wachten op inmenging van haar vader in deze.
Rosalind; ex David Lurie waarmee deze nog regelmatig contact heeft. Steunt hem gedeeltelijk. Ze wilt niet de kastanjes voor hem uit het vuur halen.
Bev Shaw; leidster dierenkliniek. Onaantrekkelijke vrouw van middelbare leeftijd. Ondanks dit al belangrijke steun voor Lurie. Lurie heeft nog een slippertje met haar ( bijna uit medelijden).
Melanie Isaacs; jonge studente dramaturgie. Volgt college bij Lurie. Lurie heeft een affaire met haar. Jong, naïef, wispelturig , beïnvloedbaar. Brengt met aanklacht de affaire Lurie op gang.
Ryan; vriendje van Melanie. Bedreigt verschillende keren Lurie.
Meneer Isaacs; vader van Melanie. Hoofdonderwijzer; geheelonthouder; zwaar christelijk. Morele zelfgenoegzaamheid is hem niet vreemd.
Petrus; buurman en hulpje van Lucy. Wil zelfstandig huishouden opbouwen en loert daarbij op de boerderij van Lucy. Is vermoedelijk betrokken bij de overval op en verkrachting van Lucy.
De roman is geschreven in de derde persoon enkelvoud en in de tegenwoordige tijd. De verteller is (vermoedelijk) niet David Lurie zelf. De verteller lijkt een observator te zijn die vertrouwd is met de levensgeschiedenis en de zieleroerselen van Lurie. Iemand die erbij is als het verhaal zich voltrekt en in Lurie's hoofd kan kijken.
De lezer beziet de wereld in dze roman door de ogen van het hoofdpersonage; David Lurie. Dit betekent niet dat je je volledig met dit personage kunt identificeren, al krijg je in de loop van het verhaal meer begrip voor David Lurie. Hij lijkt zijn egocentrisme enigszins te overstijgen. Gezien de handelingen en houding van Lurie en de conflicten die in de roman spelen, lijkt het mij ook niet de bedoeling dat de lezer zich volledig identificeert met het hoofdpersonage. Lurie is allesbehalve een held of enkel een zielig slachtoffer.
De tekst zet aan het denken over de soms moeilijke grenzen tussen goed en kwaad. Er lijkt geen zwart-wit tegenstelling te zijn tussen goed en kwaad, er zijn alleen grijstinten. De tekst spreekt me vooral intellectueel aan. De tekst zet aan het denken over de verhoudingen tussen blank en zwart in het nieuwe Zuid-afrika, de verhouding tussen generaties, de gevolgen van politieke correctheid, de spanning tussen het leven van een intellectueel en dat van een romanticus (intellect en passie) etc. Toch wordt je ook emotioneel aangesproken; je leeft mee met de woede, het verdriet en de angst van David Lurie, en je hoopt dat hij echt van het leven leert. Het einde van de roman geeft daartoe enige ruimte voor hoop.
De roman is geschreven in een kale, sobere stijl. Toch biedt deze stijl ruimte voor heftige emoties. Deze komen misschien des te sterker over omdat ze niet te sterk worden aangezet. Voorbeelden; "Volg je temperament. Het is geen filosofie, die benaming zou hij te veel eer vinden. Het is een regel, zoals de Regel van de H. Benedictus." (Pag. 6). De schrijver weet hier in enkele korte zinnen de levensfilosofie van de hoofdpersoon neer te zetten en te nuanceren. "Wanneer hij voor zijn studenten Communicatieleer staat schieten er frasen, melodieën, flarden gezang van het ongeschreven werk (de opera over Byron) door zijn hoofd. Hij is nooit een erg goed docent geweest; in deze hervormde en, naar zijn mening, uitgehold onderwijsinstelling is hij minder op zijn plaats dan ooit. Maar ja, hetzelfde geldt voor andere collega's van de oude stempel, gebukt als ze gaan onder een opvoeding die ongeschikt is voor de hun toegewezen taken; geestelijken in een post-religieus tijdperk (cursivering van mij)." (Pag. 8). Vooral in het gecursiveerde gedeelte is de positie van de hoofdpersoon (zoals deze die ziet) raak getypeerd. "Zonder de donderdagse intermezzi (met de prostituee Soraya) is de week zo eentonig als een woestijn. Er zijn dagen dat hij zich met zichzelf geen raad weet." (Pag. 13). Het beeld van een woestijn als zinnebeeld voor sleur en eenzaamheid is zeer sterk. Je zou zeggen dat de hoofdpersoon verkommert. "Hij is een tikje ondersteboven van haar. Dat is niets bijzonders: er gaat nauwelijks een semester voorbij of hij valt wel op deze of gene van zijn pupillen. Kaapstad: een stad met een overvloed aan schoons, aan schoonheden." (Pag. 13). " Mooie gelijkschakeling van de schoonheid en verleiding van de grote stad en die ven vrouwen. 'Uitstekend. Welterusten.' Hij spreidt zijn armen, omhelst haar. Heel even voelt hij haar kleine borsten tegen zich aan. Dan ontglipt ze zijn omarming en is weg." (Pag. 17). (Begin volgende hoofdstuk): "Daarbij zou hij het moeten laten. Maar dat doet hij niet. Op zondagmorgen rijdt hij naar de lege campus en verschaft zich toegang tot het kantoor van de vakgroep. Uit de archiefkast diept hij Melanie Isaacs' inschrijvingskaart op en neemt haar persoonlijke gegevens over: adres thuis, adres in Kaapstad, telefoonnummer." (Pag. 18). Doordat dit doorloopt van het ene in het andere hoofdstuk lijkt er tussen de omarming en het opzoeken van de gegevens van Melanie een heleboel plaatsgevonden te hebben (in Luries hoofd?)."Ze staat op, kuiert de kamer door om haar kleren op te pakken, even onbekommerd alsof ze in haar eentje is. Hij is gewend aan vrouwen die bedeesder zijn met aan- en uitkleden. Maar de vrouwen die hij gewend is, zijn niet zo jong, niet zo volmaakt van vorm." (Pag. 27). Hier wordt de schoonheid, onbevangenheid en onschuld van Melanie in een enkele alinea neergezet.
De tekst laat ons zien dat er conflicten zijn tussen passie en verantwoordelijkheid. Verder wordt duidelijk dat het moeilijk is om goede banden op te bouwen tussen bevolkingsgroepen die elkaar voorheen naar het leven stonden, ook al zijn beide partijen van goede wil. Het laat zien dat er geen eenvoudige scheidslijn is tussen daders en slachtoffers. Dit zijn reële gegevens waar we, in min of meerdere mate, allemaal mee te maken kunnen krijgen. Men kan in Servië tussen verschillende bevolkingsgroepen een problematiek verwachten die vergelijkbaar is met die in Zuid-Afrika. Voor ons in Nederland is dit alles wat verder weg. Andere conflicten in de roman zijn ons ook niet vreemd (zoals die tussen intellect en passie). In deze zin heeft de roman zeker met waarheid te doen.
De tekst sleept je mee in de vrije val in het leven die de hoofdpersoon doormaakt. Je wordt uitgenodigt om een tijdlang op te trekken met David Lurie en je in te leven in een deel van zijn levensverhaal. Je wordt geconfronteerd met de mogelijkheid dat een passie die een verwoestende uitwerking op je leven kan hebben kennelijk ook een verrijkende ervaring kan zijn. Het belangrijkste genot zit hem in de psychologische geloofwaardigheid van de roman. Eigenlijk denk je nergens dat mensen zo niet denken of praten. Dit psychologisch realisme zorgt er ook voor dat je mee kunt leven met de toch ietwat onaangename hoofdpersoon. Je krijgt zelfs enig begrip voor zijn manier van handelen.
In ongenade is het eerste boek van Coetzee dat ik gelezen heb. Ik heb de aflevering van Van de Schoonheid en de Troost gezien, waarin hij werd geïnterviewd door Wim Kayzer. Daarin kwam hij over als een gesloten man die zijn woorden zorgvuldig weegt. Dit blijkt ook uit dit boek. Ik vraag me af of datgene wat ik gezien heb in dit interview van wezenlijke invloed is op het lezen van dit boek. De stijl zou me toch wel opgevallen zijn. Van wezenlijker belang is het feit dat Coetzee een Zuid-afrikaan is. Dit boek speelt zich niet alleen af in Zuid-Afrika, maar is ook met grote kennis van zaken van het huidige Zuid-Afrika geschreven. Ik denk dat alleen een zuidafrikaan zo doorleeft over Zuid-Afrika kan schrijven.
Mijn lezing van In ongenade is ongetwijfeld gekleurd door mijn betrokkenheid in de strijd tegen de Apartheid in de tweede helft van de jaren tachtig. Bij het lezen van deze roman was ik gespitst op de doorwerking van het Apartheids-systeem in het nieuwe Zuid-Afrika. Op welke manier werkt dit door in de levens van mensen en in de verhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen? In hoeverre kloppen mijn ideeën over de (gewenste) verhouding tussen blank en zwart met de werkelijkheid? Ik kan voorzichtig concluderen dat mijn gedachten over de angst van de blanke bevolking (op het platteland) voor de houding van de zwarte bevolking wat naïef waren. Een dergelijke angst riekte wat mij betreft al snel naar racisme. Coetzee maakt duidelijk dat de zaak toch wat complexer in elkaar steekt.
David Lurie lijkt van mening te zijn dat een mens (vooral de man?) bij tijd en wijle wordt overvallen door een erotische passie waarover hij geen controle heeft en ook niet moet controleren. Een dergelijke passie lijkt bij de volle rijkdom van het leven te horen. Passies komen echter onvermijdelijk in conflict met de normen die leven in de maatschappij en met de relatie met een vaste partner. Het kan een inbreuk betekenen op het huwelijk en de zorgvuldig opgebouwde carrière. Hierbij past eerder het afgesloten Zelf van de Stoa. Moet men vrij worden van de passie? Is die carrière heilig of staat deze een vol en rijk leven in de weg? Lurie is gek op Wordsworth die in The Prelude schrijft; "Far better never to have heard the name/ Of zeal and just ambition, than to live/ Baffled and plagued by a mind that every hour/ Turns recreant to her task; takes heart again,/ Then feels immediately some hollow thought/ hangs like an interdict upon her hopes." Luries geest lijkt zeker geplaagd te zijn. Is de passie de oplossing? Heeft hij "sexual healing" (Marvin Gaye) nodig? Is de keuze er een tussen het toegeven aan de passie of een leven dat "zo eentonig is als de woestijn"? Worden we ,als we toegeven aan de passie, dan als de Lucifer van Byron; een engel die uit de hemel is verstoten? Is de passie een "waanzin in het hart"? (Pag. 30). Of is het een "verrijkende ervaring"? (Pag. 49). Of is deze passie dat allebei? Lurie citeert Blake; '"Smoor liever een kind in de wieg dan onvervuld verlangens te koesteren."' (Pag. 61). Moet je een schuldbekentenis afleggen ten overstaan ten aanzien van de maatschappij als je toegeeft aan de erotische passie? Heeft men het recht zich op een dergelijke manier te mengen in wat zich afspeelt tussen een man en een vrouw? Volgens de normen die in deze roman worden gehanteerd zouden Simon Vestdijk en zijn Mieke veroordeelt moeten worden. Bij een oudere man die zich inlaat met een jong meisje is er immers altijd sprake van een ongelijke machtsverhouding. Hoe doorslaggevend is deze ongelijkheid? Wanneer deze mensen gelukkig zijn met elkaar kun je ze hun geluk toch moeilijk misgunnen. Zo'n relatie kan tot veel meer uitgroeien dan een affaire; het kan uitgroeien tot een ware liefde. Lurie is dit niet vergunt. Zou Melanie meer kunnen zijn dan een vluchtig avontuurtje? Sommige passages lijken daarop te wijzen; "Onverwacht komt er een herinnering aan het meisje boven: aan haar fraaie borstjes met met hun opgericht tepels, aan haar gladde, strakke buik. Er gaat een rimpeling van verlangen door hem heen. Kennelijk is, wat het ook geweest is, nog niet over." (Cursivering van mij) (Pag. 57). Dit gaat door hem heen als hij net weg is bij de universiteit en bij zijn dochter is aanbeland. Zijn dochter lijkt te denken dat er een weg terug is naar Melanie; "'Nou,' zegt Lucy 'jij hebt je prijs betaald. Misschien denkt ze achteraf niet zo hardvochtig over je. Vrouwen kunnen verbazend vergevingsgezind zijn'". (Pag. 61). Het vriendje van Melanie ziet dit heel anders; "'Laat haar met rust, man! Melanie krabt je ogen uit als ze je ziet.' " (Pag. 168). Of er, wat de liefde betreft, perspectief is blijft zo onduidelijk. Een duidelijk antwoord op al deze vragen valt niet te geven. Een Stoïcijns leven zou weleens zo "eentonig als de woestijn kunnen zijn; het toegeven aan de passies, zoals gepropageerd door de Romantici kan ronduit gevaarlijk zijn. Het verhaal biedt echter toch nog hoop. Lurie krijgt zijn Melanie niet en zijn carièrre is verwoest, hij maakt wel een louteringsproces door. Hij leert geven om zijn dochter, om dieren, om de mensen om hem heen. Zijn tegenslagen hebben hem rijker gemaakt. Hij is niet meer de afstandelijke professor, maar een man die zich druk maakt over de honden die hij moet helpen "inslapen" op de dierenkliniek. Dit is echter wel een proces dat zich ontrekt aan zijn controle. Aan de ander kant is hij gebroken en getekend door het leven; een zielige man met een speelgoedbanjo. Deze roman leert ons in die zin zeer veel over de complexiteit van het leven.
maandag 5 mei 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten